Frans

Uitgebreide vertaling voor encoches (Frans) in het Nederlands

encoches:

encoches [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. l'encoches (cannelures)
    de groeven; smalle uithollingen; de gleuven; de sleuven

Vertaal Matrix voor encoches:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gleuven cannelures; encoches
groeven cannelures; encoches
sleuven cannelures; encoches
smalle uithollingen cannelures; encoches
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
groeven graver; inciser

encoches vorm van encocher:

encocher werkwoord (encoche, encoches, encochons, encochez, )

  1. encocher (entailler; scarifier; faire une encoche; )
    kerven; een inkeping maken; kepen; inkerven; inkepen
    • kerven werkwoord (kerf, kerft, kerfde, kerfden, gekerfd)
    • een inkeping maken werkwoord
    • kepen werkwoord (keep, keept, keepte, keepten, gekeept)
    • inkerven werkwoord (kerf in, kerft in, kerfde in, kerfden in, ingekerfd)
    • inkepen werkwoord (keep in, keept in, keepte in, keepten in, ingekeept)
  2. encocher (entailler)
    kartelen; kartels krijgen
  3. encocher (inciser; tailler; graver; entailler)
    creneleren; insnijden
    • creneleren werkwoord (creneleer, creneleert, creneleerde, creneleerden, gecreneleerd)
    • insnijden werkwoord (snij in, snijdt in, sneed in, sneden in, ingesneden)

Conjugations for encocher:

Présent
  1. encoche
  2. encoches
  3. encoche
  4. encochons
  5. encochez
  6. encochent
imparfait
  1. encochais
  2. encochais
  3. encochait
  4. encochions
  5. encochiez
  6. encochaient
passé simple
  1. encochai
  2. encochas
  3. encocha
  4. encochâmes
  5. encochâtes
  6. encochèrent
futur simple
  1. encocherai
  2. encocheras
  3. encochera
  4. encocherons
  5. encocherez
  6. encocheront
subjonctif présent
  1. que j'encoche
  2. que tu encoches
  3. qu'il encoche
  4. que nous encochions
  5. que vous encochiez
  6. qu'ils encochent
conditionnel présent
  1. encocherais
  2. encocherais
  3. encocherait
  4. encocherions
  5. encocheriez
  6. encocheraient
passé composé
  1. ai encoché
  2. as encoché
  3. a encoché
  4. avons encoché
  5. avez encoché
  6. ont encoché
divers
  1. encoche!
  2. encochez!
  3. encochons!
  4. encoché
  5. encochant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor encocher:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
kepen arrachement; déchirure; fente; incisions; morceaux; tranches
kerven entailles; rainures
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
creneleren encocher; entailler; graver; inciser; tailler
een inkeping maken encocher; entailler; faire une encoche; graver; inciser; rainer; rainurer; scarifier; tailler
inkepen encocher; entailler; faire une encoche; graver; inciser; rainer; rainurer; scarifier; tailler
inkerven encocher; entailler; faire une encoche; graver; inciser; rainer; rainurer; scarifier; tailler graver; inciser
insnijden encocher; entailler; graver; inciser; tailler graver; inciser
kartelen encocher; entailler
kartels krijgen encocher; entailler
kepen encocher; entailler; faire une encoche; graver; inciser; rainer; rainurer; scarifier; tailler
kerven encocher; entailler; faire une encoche; graver; inciser; rainer; rainurer; scarifier; tailler couper; créneler; entailler; faire des entailles; graver sur bois

Synoniemen voor "encocher":