Overzicht
Frans naar Nederlands: Meer gegevens...
-
effectuer:
- werken; arbeiden; completeren; voltooien; afronden; afmaken; beëindigen; afwerken; klaarmaken; volbrengen; volmaken; een einde maken aan; afkrijgen; klaarkrijgen; voltrekken; realiseren; bewerkstelligen; verwezenlijken; verwerkelijken; controleren; nakijken; nagaan; totstandbrengen; zich voltrekken; voor elkaar krijgen; klaarspelen; bedingen; fixen; lappen
-
Wiktionary:
- effectuer → voltrekken
- effectuer → bewerkstelligen, effectueren
Frans
Uitgebreide vertaling voor effectuer (Frans) in het Nederlands
effectuer:
effectuer werkwoord (effectue, effectues, effectuons, effectuez, effectuent, effectuais, effectuait, effectuions, effectuiez, effectuaient, effectuai, effectuas, effectua, effectuâmes, effectuâtes, effectuèrent, effectuerai, effectueras, effectuera, effectuerons, effectuerez, effectueront)
-
effectuer (travailler; réaliser; exécuter)
-
effectuer (achever; compléter; finir; accomplir; mettre au point; supprimer; terminer; conclure; mettre fin à; réussir à achever; compléter quelque chose; faire; se terminer; exécuter; parfaire; parachever; prendre fin; en finir; s'achever; s'acquitter de)
completeren; voltooien; afronden; afmaken; beëindigen; afwerken; klaarmaken; volbrengen; volmaken; een einde maken aan; afkrijgen; klaarkrijgen-
een einde maken aan werkwoord (maak een einde aan, maakt een einde aan, maakte een einde aan, maakten een einde aan, een einde gemaakt aan)
-
effectuer (exécuter; accomplir)
-
effectuer (réaliser; accomplir; développer)
realiseren; bewerkstelligen; verwezenlijken; verwerkelijken-
bewerkstelligen werkwoord (bewerkstellig, bewerkstelligt, bewerkstelligde, bewerkstelligden, bewerkstelligd)
-
verwezenlijken werkwoord (verwezenlijk, verwezenlijkt, verwezenlijkte, verwezenlijkten, verwezenlijkt)
-
verwerkelijken werkwoord (verwerkelijk, verwerkelijkt, verwerkelijkte, verwerkelijkten, verwerkelijkt)
-
effectuer (contrôler; vérifier; réviser; revoir; examiner; corriger; soumettre à un test; rechercher; étudier; enquêter; inspecter; tester; recalculer; mettre à l'épreuve; faire subir un test)
-
effectuer (accomplir; réaliser)
totstandbrengen-
totstandbrengen werkwoord (breng totstand, brengt totstand, bracht totstand, brachten totstand, totstandgebracht)
-
-
effectuer (accomplir; exécuter; réaliser; fabriquer)
zich voltrekken-
zich voltrekken werkwoord
-
-
effectuer (parvenir à; réussir; arriver à; parvenir; accomplir; réaliser; exécuter; arriver)
voor elkaar krijgen; bewerkstelligen; klaarspelen; bedingen; fixen; lappen-
voor elkaar krijgen werkwoord
-
bewerkstelligen werkwoord (bewerkstellig, bewerkstelligt, bewerkstelligde, bewerkstelligden, bewerkstelligd)
-
fixen werkwoord
-
Conjugations for effectuer:
Présent
- effectue
- effectues
- effectue
- effectuons
- effectuez
- effectuent
imparfait
- effectuais
- effectuais
- effectuait
- effectuions
- effectuiez
- effectuaient
passé simple
- effectuai
- effectuas
- effectua
- effectuâmes
- effectuâtes
- effectuèrent
futur simple
- effectuerai
- effectueras
- effectuera
- effectuerons
- effectuerez
- effectueront
subjonctif présent
- que j'effectue
- que tu effectues
- qu'il effectue
- que nous effectuions
- que vous effectuiez
- qu'ils effectuent
conditionnel présent
- effectuerais
- effectuerais
- effectuerait
- effectuerions
- effectueriez
- effectueraient
passé composé
- ai effectué
- as effectué
- a effectué
- avons effectué
- avez effectué
- ont effectué
divers
- effectue!
- effectuez!
- effectuons!
- effectué
- effectuant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles
Vertaal Matrix voor effectuer:
Synoniemen voor "effectuer":
Wiktionary: effectuer
effectuer
Cross Translation:
verb
-
ten uitvoer brengen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• effectuer | → bewerkstelligen | ↔ effect — to make or bring about; to implement |
• effectuer | → effectueren | ↔ effektuieren — (transitiv) eine Zahlung leisten |
• effectuer | → effectueren | ↔ effektuieren — (transitiv) einen Auftrag, Befehl, Plan oder ein Vorhaben ausführen |