Don in het Nederlands vertaald uit het Frans

Remove Ads

Overzicht

Frans naar Nederlands: Meer gegevens...

don:
- capaciteit; bekwaamheid; talent; aanleg; gave; kundigheid; knobbel; begaafdheid; scherpzinnigheid; vernuft; donatie; schenking; gift; cadeau; geschenk; kado; aardigheid; presentje; present; feeling; gevoel; aanvoelen; verjaardagscadeau; genialiteit; vindingrijk vernuft
Wiktionary:
- don → donatie
- don → presentje, geschenk, gift, cadeau, gave, fooi, drinkgeld, extra, bekwaamheid, vaardigheid, schenking

Frans

Uitgebreide vertaling voor don (Frans) in het Nederlands

don:

don [le ~] zelfstandig naamwoord

le don (talent)
de capaciteit; de bekwaamheid; het talent; de aanleg; de gave; de kundigheid; de knobbel; de begaafdheid; de scherpzinnigheid; het vernuft
- capaciteit [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- bekwaamheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- talent [het ~] zelfstandig naamwoord
- aanleg [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- gave [de ~] zelfstandig naamwoord
- kundigheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- knobbel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- begaafdheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- scherpzinnigheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- vernuft [het ~] zelfstandig naamwoord
le don (donation; présent; cadeau)
de donatie; de schenking; de gift
- donatie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- schenking [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- gift [de ~] zelfstandig naamwoord
le don (cadeau; présent; petit cadeau; gentillesse; dons; petit rien)
het cadeau; de geschenk; kado; de aardigheid; het presentje; het present
- cadeau [het ~] zelfstandig naamwoord
- geschenk [de ~] zelfstandig naamwoord
- kado [znw.] zelfstandig naamwoord
- aardigheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- presentje [het ~] zelfstandig naamwoord
- present [het ~] zelfstandig naamwoord
le don (disposition; intuition)
feeling; het gevoel; aanvoelen
- feeling [znw.] zelfstandig naamwoord
- gevoel [het ~] zelfstandig naamwoord
- aanvoelen [znw.] zelfstandig naamwoord
le don (cadeau d'anniversaire; gentillesse; petit cadeau; présent; petit rien)
het verjaardagscadeau; het presentje
- verjaardagscadeau [het ~] zelfstandig naamwoord
- presentje [het ~] zelfstandig naamwoord
le don (génie; ingéniosité; génialité; esprit; talent; intelligence; inventivité; esprit inventif)
de genialiteit; het vernuft; vindingrijk vernuft
- genialiteit [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- vernuft [het ~] zelfstandig naamwoord
- vindingrijk vernuft [znw.] zelfstandig naamwoord
le don
de gift
- gift [de ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor don:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
aanleg	don; talent
aanvoelen	disposition; don; intuition
aardigheid	cadeau; don; dons; gentillesse; petit cadeau; petit rien; présent	amabilité; badinage; blague; boutade; canard; cocasserie; comique; contentement; courtoisie; drôlerie; esprit; farce; folie; histoire drôle; hospitalité; humour; joie; petit cadeau; plaisanterie; plaisir; raillerie; rigolade; satisfaction; sottise; trait d'esprit
begaafdheid	don; talent
bekwaamheid	don; talent	adresse; aptitude; capacité; compétence; dextérité; habileté; qualité; savoir-faire
cadeau	cadeau; don; dons; gentillesse; petit cadeau; petit rien; présent
capaciteit	don; talent	aptitude; capacité; capacité de charge; compétence; force portative; habileté; potentiel; qualité; savoir-faire; tonnage brut; volume
donatie	cadeau; don; donation; présent
feeling	disposition; don; intuition
gave	don; talent
genialiteit	don; esprit; esprit inventif; génialité; génie; ingéniosité; intelligence; inventivité; talent
geschenk	cadeau; don; dons; gentillesse; petit cadeau; petit rien; présent
gevoel	disposition; don; intuition	impulsion; instinct; intuition; mouvement d'âme; penchant; perception; sens; sens inné; sensation; sensibilité; sentiment; émotion
gift	cadeau; don; donation; présent
kado	cadeau; don; dons; gentillesse; petit cadeau; petit rien; présent
knobbel	don; talent	bosse; boule; enflure; grosseur; noeud; renflement; tumeur
kundigheid	don; talent	aptitude; art; capacité; compétence; habileté; savoir; savoir-faire
present	cadeau; don; dons; gentillesse; petit cadeau; petit rien; présent
presentje	cadeau; cadeau d'anniversaire; don; dons; gentillesse; petit cadeau; petit rien; présent	badinage; blague; boutade; cocasserie; plaisanterie; raillerie; rigolade; trait d'esprit
schenking	cadeau; don; donation; présent	donation
scherpzinnigheid	don; talent	compréhension; esprit d'à-propos; ingéniosité; intelligence; perspicacité; pointe aiguë; promptitude à la riposte; sagacité
talent	don; talent
verjaardagscadeau	cadeau d'anniversaire; don; gentillesse; petit cadeau; petit rien; présent
vernuft	don; esprit; esprit inventif; génialité; génie; ingéniosité; intelligence; inventivité; talent	créativité; esprit; esprit inventif; faculté de penser; force créatrice; génialité; génie; ingéniosité; intellect; intelligence; inventivité; raison
vindingrijk vernuft	don; esprit; esprit inventif; génialité; génie; ingéniosité; intelligence; inventivité; talent
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
aanvoelen		apercevoir; pressentir; ressentir; se rendre compte de; sentir; éprouver

Synoniemen voor "don":

aumône; offrande; obole; charité; bienfait; faveur; libéralité; assistance; cadeau; largesse; secours; bonté; munificence; présent; service; charisme; influence; ascendant; force; concession; octroi; autorisation; disposition; agencement; tendance; mesure; précaution; propension; aptitude; gratification; prime; avantage; récompense; pourboire; générosité; étrennes; largesses; indemnité; instinct; inclination; magnificence; oblation; attribution; allocation; offre; proposition; enchère; pot-de-vin; bakchich; arrosage; commission; bonification; actualité; prodigalité; désintéressement; remise; diminution; délai; hangar; aide; appui; soutien; réconfort; renfort; subside; entraide; subvention; contribution; encouragement; testament; legs; héritage; volonté

Wiktionary: don

don

noun

een schenking
- donatie → donation; don

Cross Translation:

From	To	Via
• don	→ presentje; geschenk; gift; cadeau	↔ gift — Something given to another voluntarily, without charge
• don	→ gave	↔ gift — A talent or natural ability
• don	→ fooi; drinkgeld; extra	↔ perquisite — gratuity
• don	→ bekwaamheid; vaardigheid	↔ skill — capacity to do something well
• don	→ schenking	↔ Spende — eine freiwillige, unentgeltliche Gabe für einen wohltätigen Zweck in Form von Geld, Sach- oder Dienstleistungen

Verwante vertalingen van don

Remove Ads

Vertaal don van Frans naar Nederlands

Uitgebreide vertaling voor don (Frans) in het Nederlands

don:

don [le ~] zelfstandig naamwoord

le don (talent)

le don (donation; présent; cadeau)

le don (cadeau; présent; petit cadeau; gentillesse; dons; petit rien)

le don (disposition; intuition)

le don (cadeau d'anniversaire; gentillesse; petit cadeau; présent; petit rien)

le don (génie; ingéniosité; génialité; esprit; talent; intelligence; inventivité; esprit inventif)

le don

Vertaal Matrix voor don:

Synoniemen voor "don":

Wiktionary: don

Verwante vertalingen van don