Home ->Woordenboeken ->Frans/Nederlands ->Vertaal divulguer

Vertaal divulguer van Frans naar Nederlands

Overzicht
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. divulguer:

Frans

Uitgebreide vertaling voor divulguer (Frans) in het Nederlands

divulguer:

divulguer werkwoord (divulgue, divulgues, divulguons, divulguez, )

  1. divulguer (publier; émettre; annoncer; )
    publiceren; uitbrengen; openbaren
    • publiceren werkwoord (publiceer, publiceert, publiceerde, publiceerden, gepubliceerd)
    • uitbrengen werkwoord (breng uit, brengt uit, bracht uit, brachten uit, uitgebracht)
    • openbaren werkwoord (openbaar, openbaart, openbaarde, openbaarden, geopenbaard)
  2. divulguer (répandre; propager)
    verspreiden; verbreiden; alom bekend maken
    • verspreiden werkwoord (verspreid, verspreidt, verspreidde, verspreidden, verspreid)
    • verbreiden werkwoord (verbreid, verbreidt, verbreidde, verbreidden, verbreid)
    • alom bekend maken werkwoord (maak alom bekend, maakt alom bekend, maakte alom bekend, maakten alom bekend, alom bekend gemaakt)
  3. divulguer (dénoncer; trahir; déceler; )
    verraden; verklikken; verklappen; klikken; verlinken
    • verraden werkwoord (verraad, verraadt, verried, verrieden, verraden)
    • verklikken werkwoord (verklik, verklikt, verklikte, verklikten, verklikt)
    • verklappen werkwoord (verklap, verklapt, verklapte, verklapten, verklapt)
    • klikken werkwoord (klik, klikt, klikte, klikten, geklikt)
    • verlinken werkwoord (verlink, verlinkt, verlinkte, verlinkten, verlinkt)

Conjugations for divulguer:

Présent
  1. divulgue
  2. divulgues
  3. divulgue
  4. divulguons
  5. divulguez
  6. divulguent
imparfait
  1. divulguais
  2. divulguais
  3. divulguait
  4. divulguions
  5. divulguiez
  6. divulguaient
passé simple
  1. divulguai
  2. divulguas
  3. divulgua
  4. divulguâmes
  5. divulguâtes
  6. divulguèrent
futur simple
  1. divulguerai
  2. divulgueras
  3. divulguera
  4. divulguerons
  5. divulguerez
  6. divulgueront
subjonctif présent
  1. que je divulgue
  2. que tu divulgues
  3. qu'il divulgue
  4. que nous divulguions
  5. que vous divulguiez
  6. qu'ils divulguent
conditionnel présent
  1. divulguerais
  2. divulguerais
  3. divulguerait
  4. divulguerions
  5. divulgueriez
  6. divulgueraient
passé composé
  1. ai divulgué
  2. as divulgué
  3. a divulgué
  4. avons divulgué
  5. avez divulgué
  6. ont divulgué
divers
  1. divulgue!
  2. divulguez!
  3. divulguons!
  5. divulgué
  6. divulguant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor divulguer:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
klikken dénonciation; rapportage
publiceren publication
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
alom bekend maken divulguer; propager; répandre
klikken colporter; divulguer; déceler; dénoncer; moucharder; rapporter; trahir cafarder; cliquer sur; divulguer quelque chose; déceler; dénoncer; dénoncer quelqu'un; moucharder; rapporter; trahir
openbaren annoncer; communiquer; divulguer; montrer; proclamer; publier; rendre public; émettre s'exprimer; se dévoiler; se manifester; se révéler
publiceren annoncer; communiquer; divulguer; montrer; proclamer; publier; rendre public; émettre publier
uitbrengen annoncer; communiquer; divulguer; montrer; proclamer; publier; rendre public; émettre dénoncer; dénoncer quelqu'un; lancer; publier; trahir; éditer
verbreiden divulguer; propager; répandre agrandir; construire; construire en plus; diffuser; disperser; développer; enfler; gonfler; grossir; lever; prendre de l'ampleur; prendre de l'expansion; prendre du poids; propager; rajouter une aile; répandre; s'amplifier; s'enfler; se dilater; élargir; épandre; éparpiller; étaler; étendre; évaser
verklappen colporter; divulguer; déceler; dénoncer; moucharder; rapporter; trahir cafarder; dire sans réfléchir; divulguer quelque chose; déceler; dénoncer; dénoncer quelqu'un; dévoiler; lâcher; moucharder; rapporter; répandre; trahir
verklikken colporter; divulguer; déceler; dénoncer; moucharder; rapporter; trahir dénoncer; dénoncer quelqu'un; moucharder; rapporter; trahir
verlinken colporter; divulguer; déceler; dénoncer; moucharder; rapporter; trahir dénoncer; dénoncer quelqu'un; trahir
verraden colporter; divulguer; déceler; dénoncer; moucharder; rapporter; trahir dire sans réfléchir; divulguer quelque chose; dénoncer; dénoncer quelqu'un; dévoiler; lâcher; rapporter; répandre; trahir
verspreiden divulguer; propager; répandre diffuser; disperser; disséminer; essaimer; propager; rayonner; répandre; se disperser; se déplier; se répandre; épandre; éparpiller; étaler; étendre; être disposé en éventail; être déployé en éventail; être étalé en éventail

Synoniemen voor "divulguer":


Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van divulguer







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0529 seconde
Page rendered in 1.0 seconds