Overzicht
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. disciple:
  2. Wiktionary:


Frans

Uitgebreide vertaling voor disciple (Frans) in het Nederlands

disciple:

disciple [le ~] zelfstandig naamwoord

  1. le disciple (adepte; adhérant; suiveur; partisan)
    de aanhanger; de volgeling; de discipel; de navolger; de volger
    • aanhanger [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • volgeling [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • discipel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • navolger [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • volger [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. le disciple (élève; étudiant; écolier; )
    de leerling; de scholier
    • leerling [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • scholier [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

disciple [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. la disciple (partisane)
    de volgelinge

Vertaal Matrix voor disciple:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanhanger adepte; adhérant; disciple; partisan; suiveur adepte; fan; remorque; semi-remorque; supporter
discipel adepte; adhérant; disciple; partisan; suiveur
leerling collégien; disciple; lycéen; pupille; écolier; écolière; élève; étudiant; étudiante élève
navolger adepte; adhérant; disciple; partisan; suiveur copieur; imitateur; simulateur; suiveur; zélateur
scholier collégien; disciple; lycéen; pupille; écolier; écolière; élève; étudiant; étudiante
volgeling adepte; adhérant; disciple; partisan; suiveur
volgelinge disciple; partisane
volger adepte; adhérant; disciple; partisan; suiveur

Synoniemen voor "disciple":


Wiktionary: disciple

disciple
noun
  1. iemand die basisonderwijs of voortgezet onderwijs volgt

Cross Translation:
FromToVia
disciple discipel disciple — a person who learns from another, especially one who then teaches others