Overzicht
Frans naar Nederlands: Meer gegevens...
-
descendre:
- dalen; naar beneden lopen; naar beneden gaan; omlaaggaan; afkomen; afstappen; omlaagstappen; neergaan; naar beneden klimmen; eraf klimmen; omlaag klauteren; lager worden; omlaag gaan; erafklimmen; omlaagdragen; omlaagtillen; afdalen; naarbeneden glijden; afzetten; laten uitstappen; neer laten zakken; doden; vermoorden; liquideren; van kant maken; doodmaken; afmaken; doodslaan; ombrengen; neerschieten; voorbijgaan; verstrijken; verlopen; vervallen; vergaan; aflopen; landen; terechtkomen; neerkomen; op de grond komen; schieten op; afstijgen; omlaagklauteren; afklimmen; executeren; doodvonnis uitvoeren; doodschieten; om het leven brengen; afrijden; eraf rijden; naar beneden rijden; omlaagrijden; naar beneden brengen; naar beneden dragen; naar beneden tillen; neerhalen; neersabelen; overhoopschieten; slinken; inkrimpen; kleiner worden; neerbrengen; omlaagbrengen
-
Wiktionary:
- descendre → klimmen, naar boven gaan, rijzen, stijgen, bestijgen, afdalen, naar beneden gaan, zinken, uitstappen, uitgaan, uitkomen, uitlopen, uitstijgen, uittreden, afgaan, dalen, omlaaggaan, afstammen, neerlaten
- descendre → luwen, verzwakken, verminderen, afnemen, afdalen, stappen, afstappen, uitstappen
Frans
Uitgebreide vertaling voor descende (Frans) in het Nederlands
descendre:
descendre werkwoord (descends, descend, descendons, descendez, descendent, descendais, descendait, descendions, descendiez, descendaient, descendis, descendit, descendîmes, descendîtes, descendirent, descendrai, descendras, descendra, descendrons, descendrez, descendront)
-
descendre
-
descendre
naar beneden lopen; naar beneden gaan; omlaaggaan-
naar beneden lopen werkwoord
-
naar beneden gaan werkwoord
-
-
descendre
-
descendre
-
descendre
-
descendre
naar beneden klimmen; eraf klimmen; omlaag klauteren-
naar beneden klimmen werkwoord
-
omlaag klauteren werkwoord
-
-
descendre
-
descendre
-
descendre
erafklimmen-
erafklimmen werkwoord
-
-
descendre
-
descendre
-
descendre (glisser à terre)
-
descendre (faire descendre)
-
descendre (faire descendre)
neer laten zakken-
neer laten zakken werkwoord
-
-
descendre (tuer; assassiner; liquider; abattre; supprimer; égorger)
doden; vermoorden; liquideren; van kant maken; doodmaken; afmaken; doodslaan; ombrengen-
van kant maken werkwoord (maak van kant, maakt van kant, maakte van kant, maakten van kant, van kant gemaakt)
-
descendre (abattre)
-
descendre (s'écouler; expirer; se passer; passer; parvenir; réussir; se terminer par; se terminer; aboutir; terminer; aboutir à; atterrir; se retrouver; atteindre; stopper; prendre fin; aborder; arriver; finir; s'arrêter; s'achever; arriver à; parvenir à; tomber dans)
-
descendre (arriver dans; se retrouver; aterrir dans; se poser; tomber; échouer; se poser à terre)
-
descendre (tirer au fusil sur; décharger; tirer sur; abattre; fusiller)
-
descendre (mettre pied à terre)
afstijgen; omlaagklauteren; afklimmen-
omlaagklauteren werkwoord (klauter omlaag, klautert omlaag, klauterde omlaag, klauterden omlaag, omlaaggeklauterd)
-
descendre (exécuter; assassiner; tuer; fusiller; égorger; abattre)
executeren; doodvonnis uitvoeren; vermoorden; doodschieten; om het leven brengen; ombrengen-
doodvonnis uitvoeren werkwoord
-
om het leven brengen werkwoord
-
descendre (conduire en bas)
-
descendre (apporter en bas)
naar beneden brengen-
naar beneden brengen werkwoord
-
-
descendre (porter en bas)
naar beneden dragen; naar beneden tillen-
naar beneden dragen werkwoord
-
naar beneden tillen werkwoord
-
-
descendre (sabrer; abattre; tirer; décharger; faire du tir)
-
descendre (flinguer; abattre; tuer)
-
descendre (diminuer; réduire; rétrécir; régresser; baisser; décroître; amoindrir; s'amoindrir)
-
descendre (abaisser)
-
descendre (baisser; nuire; abaisser; ravaler; se rabaisser; se déprécier)
omlaagbrengen-
omlaagbrengen werkwoord (breng omlaag, brengt omlaag, bracht omlaag, brachten omlaag, omlaaggebracht)
-
Conjugations for descendre:
Présent
- descends
- descends
- descend
- descendons
- descendez
- descendent
imparfait
- descendais
- descendais
- descendait
- descendions
- descendiez
- descendaient
passé simple
- descendis
- descendis
- descendit
- descendîmes
- descendîtes
- descendirent
futur simple
- descendrai
- descendras
- descendra
- descendrons
- descendrez
- descendront
subjonctif présent
- que je descende
- que tu descendes
- qu'il descende
- que nous descendions
- que vous descendiez
- qu'ils descendent
conditionnel présent
- descendrais
- descendrais
- descendrait
- descendrions
- descendriez
- descendraient
passé composé
- ai descendu
- as descendu
- a descendu
- avons descendu
- avez descendu
- ont descendu
divers
- descends!
- descendez!
- descendons!
- descendu
- descendant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles
Vertaal Matrix voor descendre:
Synoniemen voor "descendre":
Wiktionary: descendre
descendre
Cross Translation:
verb
descendre
-
Traductions à trier suivant le sens.
- descendre → klimmen; naar boven gaan; rijzen; stijgen; bestijgen; afdalen; naar beneden gaan; zinken; uitstappen; uitgaan; uitkomen; uitlopen; uitstijgen; uittreden
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• descendre | → luwen; verzwakken; verminderen; afnemen | ↔ abate — to decrease or become less in strength |
• descendre | → afdalen | ↔ descend — to pass from a higher to a lower place |
• descendre | → stappen; afstappen | ↔ get off — (transitive) To disembark from |
• descendre | → afstappen; uitstappen | ↔ get off — (intransitive) To disembark |
• descendre | → afdalen | ↔ go down — descend |