Home ->Woordenboeken ->Frans/Nederlands ->Vertaal détenir

Vertaal détenir van Frans naar Nederlands

Overzicht
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. détenir:
  2. Wiktionary:

Frans

Uitgebreide vertaling voor détenir (Frans) in het Nederlands

détenir:

détenir werkwoord (détiens, détient, détenons, détenez, )

  1. détenir (emprisonner; tenir; garder; )
    opsluiten; isoleren; interneren; gevangen zetten
    • opsluiten werkwoord (sluit op, sloot op, sloten op, opgesloten)
    • isoleren werkwoord (isoleer, isoleert, isoleerde, isoleerden, geïsoleerd)
    • interneren werkwoord (interneer, interneert, interneerde, interneerden, geïnterneerd)
    • gevangen zetten werkwoord (zet gevangen, zette gevangen, zetten gevangen, gevangen gezet)
  2. détenir (emprisonner; tenir; conserver; retenir; garder)
    opsluiten; vastzetten; in de cel zetten
  3. détenir (dissimuler; cacher; camoufler; )
    verbergen; achterhouden; verhullen; verduisteren; verstoppen; versluieren; verheimelijken; bemantelen
    • verbergen werkwoord (verberg, verbergt, verborg, verborgen, verborgen)
    • achterhouden werkwoord (houd achter, houdt achter, hield achter, hielden achter, achtergehouden)
    • verhullen werkwoord (verhul, verhult, verhulde, verhulden, verhuld)
    • verduisteren werkwoord (verduister, verduistert, verduisterde, verduisterden, verduisterd)
    • verstoppen werkwoord (verstop, verstopt, verstopte, verstopten, verstopt)
    • versluieren werkwoord (versluier, versluiert, versluierde, versluierden, versluierd)
    • verheimelijken werkwoord (verheimelijk, verheimelijkt, verheimelijkte, verheimelijkten, verheimelijkt)
    • bemantelen werkwoord (bemantel, bemantelt, bemantelde, bemantelden, bemanteld)
  4. détenir (cacher; camoufler; déguiser; )
    verbergen; achterhouden; verstoppen; verduisteren; verheimelijken; wegstoppen
    • verbergen werkwoord (verberg, verbergt, verborg, verborgen, verborgen)
    • achterhouden werkwoord (houd achter, houdt achter, hield achter, hielden achter, achtergehouden)
    • verstoppen werkwoord (verstop, verstopt, verstopte, verstopten, verstopt)
    • verduisteren werkwoord (verduister, verduistert, verduisterde, verduisterden, verduisterd)
    • verheimelijken werkwoord (verheimelijk, verheimelijkt, verheimelijkte, verheimelijkten, verheimelijkt)
    • wegstoppen werkwoord (stop weg, stopt weg, stopte weg, stopten weg, weggestopt)
  5. détenir (emprisonner)
    vasthouden; gevangenhouden; detineren; in hechtenis houden
  6. détenir (garder en prison)
    gevangen houden
    • gevangen houden werkwoord (houd gevangen, houdt gevangen, hield gevangen, hielden gevangen, gevangen gehouden)

Conjugations for détenir:

Présent
  1. détiens
  2. détiens
  3. détient
  4. détenons
  5. détenez
  6. détiennent
imparfait
  1. détenais
  2. détenais
  3. détenait
  4. détenions
  5. déteniez
  6. détenaient
passé simple
  1. détins
  2. détins
  3. détint
  4. détînmes
  5. détîntes
  6. détinrent
futur simple
  1. détiendrai
  2. détiendras
  3. détiendra
  4. détiendrons
  5. détiendrez
  6. détiendront
subjonctif présent
  1. que je détienne
  2. que tu détiennes
  3. qu'il détienne
  4. que nous détenions
  5. que vous déteniez
  6. qu'ils détiennent
conditionnel présent
  1. détiendrais
  2. détiendrais
  3. détiendrait
  4. détiendrions
  5. détiendriez
  6. détiendraient
passé composé
  1. ai détenu
  2. as détenu
  3. a détenu
  4. avons détenu
  5. avez détenu
  6. ont détenu
divers
  1. détiens!
  2. détenez!
  3. détenons!
  5. détenu
  6. détenant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor détenir:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gevangen zetten captivité; détention; réclusion
vasthouden fait de tenir
vastzetten attache; fixation; immobilisation
verduisteren anomalie; désordre; détournement; escroquerie; fraude; irrégularité; irrégularités; malversation; obscurcissement; réception; tricherie; vol
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
achterhouden abriter; cacher; camoufler; celer; dissimuler; déguiser; détenir; farder; mettre en sûreté; omettre; receler; retenir; se taire de quelque chose; taire; voiler affecter; cacher; celer; dissimuler; dérober; garder; passer sous silence; retenir; réserver; se taire de quelque chose; subtiliser; taire; voler
bemantelen abriter; cacher; camoufler; dissimuler; déguiser; détenir; farder; mettre en sûreté; omettre; receler; retenir; taire; voiler cacher; camoufler; couvrir; couvrir de; dissimuler; déguiser; envelopper; envelopper de; masquer; se draper dans; se revêtir de; voiler
detineren détenir; emprisonner
gevangen houden détenir; garder en prison
gevangen zetten conserver; détenir; emprisonner; garder; interner; retenir; tenir
gevangenhouden détenir; emprisonner
in de cel zetten conserver; détenir; emprisonner; garder; retenir; tenir
in hechtenis houden détenir; emprisonner
interneren conserver; détenir; emprisonner; garder; interner; retenir; tenir
isoleren conserver; détenir; emprisonner; garder; interner; retenir; tenir isoler; mettre de côté; mettre à l'écart; rendre résistant au froid; rester neutre; réserver son opinion; séparer; étancher
opsluiten conserver; détenir; emprisonner; garder; interner; retenir; tenir enfermer; fixer; immobiliser; mettre derrière les barreaux
vasthouden détenir; emprisonner compresser; comprimer; garder; garder chez soi; ne pas laisser aller; retenir; serrer; tenir; tordre
vastzetten conserver; détenir; emprisonner; garder; retenir; tenir agrafer; attacher; attacher à qc; coller; déposer sur un compte bancaire; enfermer; ficeler; fixer; immobiliser; installer; lier; marquer; mettre; mettre à l'attache; nouer; parapher; poser; renforcer; timbrer
verbergen abriter; cacher; camoufler; celer; dissimuler; déguiser; détenir; farder; mettre en sûreté; omettre; receler; retenir; se taire de quelque chose; taire; voiler masquer
verduisteren abriter; cacher; camoufler; celer; dissimuler; déguiser; détenir; farder; mettre en sûreté; omettre; receler; retenir; se taire de quelque chose; taire; voiler assombrir; barboter; chiper; choper; dérober; enlever; enténébrer; faucher; marauder; obscurcir; piller; piquer; prendre; rafler; retirer; s'emparer; subtiliser; voler; ôter
verheimelijken abriter; cacher; camoufler; celer; dissimuler; déguiser; détenir; farder; mettre en sûreté; omettre; receler; retenir; se taire de quelque chose; taire; voiler
verhullen abriter; cacher; camoufler; dissimuler; déguiser; détenir; farder; mettre en sûreté; omettre; receler; retenir; taire; voiler cacher; camoufler; couvrir; couvrir de; dissimuler; déguiser; envelopper; envelopper de; masquer; se draper dans; se revêtir de; voiler
versluieren abriter; cacher; camoufler; dissimuler; déguiser; détenir; farder; mettre en sûreté; omettre; receler; retenir; taire; voiler cacher; camoufler; couvrir; couvrir de; dissimuler; déguiser; envelopper; envelopper de; masquer; se draper dans; se revêtir de; voiler
verstoppen abriter; cacher; camoufler; celer; dissimuler; déguiser; détenir; farder; mettre en sûreté; omettre; receler; retenir; se taire de quelque chose; taire; voiler s'abriter; se cacher; se mettre à l'abri
wegstoppen abriter; cacher; camoufler; celer; dissimuler; déguiser; détenir; farder; mettre en sûreté; omettre; receler; retenir; se taire de quelque chose; voiler cacher; enlever; refouler

Synoniemen voor "détenir":


Wiktionary: détenir

Cross Translation:
FromToVia
• détenir → detineren ↔ detain — put under custody
• détenir → vasthouden ↔ hold — to detain







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0578 seconde
Page rendered in 1.0 seconds