Uitgebreide vertaling voor déroger (Frans) in het Nederlands
déroger:
-
beëindigen;
afbreken;
ontbinden;
opheffen;
verbreken;
stukmaken;
verbrijzelen;
forceren
-
beëindigen
werkwoord
(beëindig, beëindigt, beëindigde, beëindigden, beëindigd)
-
afbreken
werkwoord
(breek af, breekt af, brak af, braken af, afgebroken)
-
ontbinden
werkwoord
(ontbind, ontbindt, ontbond, ontbonden, ontbonden)
-
opheffen
werkwoord
(hef op, heft op, hief op, hieven op, opgeheven)
-
verbreken
werkwoord
(verbreek, verbreekt, verbrak, verbraken, verbroken)
-
stukmaken
werkwoord
(maak stuk, maakt stuk, maakte stuk, maakten stuk, stukgemaakt)
-
verbrijzelen
werkwoord
(verbrijzel, verbrijzelt, verbrijzelde, verbrijzelden, verbrijzeld)
-
forceren
werkwoord
(forceer, forceert, forceerde, forceerden, geforceerd)
Vertaal Matrix voor déroger:
Synoniemen voor "déroger":
Computer vertaling door derden: