Déduction in het Nederlands vertaald uit het Frans

Overzicht

Frans naar Nederlands: Meer gegevens...

déduction:
- deductie; vermindering; aftrekking; aftrek; deduceren; afleiden; prijsverlaging; deflatie; prijsdaling; baisse; substractie; het aftrekken; van elkaar aftrekken
Wiktionary:
- déduction → aftrek
- déduction → aftrek, inhouding, conclusie, afleiding

Frans

Uitgebreide vertaling voor déduction (Frans) in het Nederlands

la déduction (remise; réduction; décompte; rabais)
de deductie; de vermindering; de aftrekking; de aftrek
- deductie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- vermindering [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- aftrekking [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- aftrek [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
la déduction (dérivation)
deduceren; afleiden
- deduceren [znw.] zelfstandig naamwoord
- afleiden [znw.] zelfstandig naamwoord
la déduction (baisse des prix; réduction)
de prijsverlaging; de deflatie; de prijsdaling; de baisse
- prijsverlaging [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- deflatie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- prijsdaling [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- baisse [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
la déduction (soustraction)
substractie; het aftrekken; van elkaar aftrekken; de aftrekking
- substractie [znw.] zelfstandig naamwoord
- het aftrekken [znw.] zelfstandig naamwoord
- van elkaar aftrekken [znw.] zelfstandig naamwoord
- aftrekking [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
afleiden	déduction; dérivation
aftrek	décompte; déduction; rabais; remise; réduction
aftrekking	décompte; déduction; rabais; remise; réduction; soustraction
baisse	baisse des prix; déduction; réduction
deduceren	déduction; dérivation
deductie	décompte; déduction; rabais; remise; réduction
deflatie	baisse des prix; déduction; réduction	diminution; déflation; réduction de prix; réduction des prix
het aftrekken	déduction; soustraction
prijsdaling	baisse des prix; déduction; réduction	baisse des prix; diminution; réduction de prix; réduction des prix
prijsverlaging	baisse des prix; déduction; réduction	diminution; rabais; remise; réduction; réduction de prix; réduction des prix
substractie	déduction; soustraction
van elkaar aftrekken	déduction; soustraction
vermindering	décompte; déduction; rabais; remise; réduction	baisse; diminuation; diminution; diminution d'inventaire; recul; relâchement
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
afleiden		conclure; déduire; dériver
deduceren		conclure; déduire; dériver

déduction

noun

Cross Translation:

From	To	Via
• déduction	→ aftrek; inhouding	↔ deduction — a sum that can be removed from tax calculations; something that is written off
• déduction	→ conclusie	↔ deduction — a conclusion; that which is deduced, concluded or figured out
• déduction	→ afleiding	↔ deduction — the ability or skill to deduce or figure out; the power of reason
• déduction	→ afleiding	↔ deduction — a process of reasoning