Overzicht
Frans naar Nederlands: Meer gegevens...
-
critiquer:
- beoordelen; goed- of afkeuren; kritiseren; afkraken; katten; kraken; afkeuren; veroordelen; beschuldigen; verwijten; aanrekenen; voorhouden; blameren; voor de voeten gooien; berispen; aanwrijven; laken; nadragen; gispen; hekelen; kwalijk nemen; iemand iets verwijten; iemand iets aanrekenen; vitten; aanmerken; aanmerking maken
-
Wiktionary:
- critiquer → beoordelen, keuren, kritiseren, bekritiseren
- critiquer → kritiseren
Frans
Uitgebreide vertaling voor critiquer (Frans) in het Nederlands
critiquer:
critiquer werkwoord (critique, critiques, critiquons, critiquez, critiquent, critiquais, critiquait, critiquions, critiquiez, critiquaient, critiquai, critiquas, critiqua, critiquâmes, critiquâtes, critiquèrent, critiquerai, critiqueras, critiquera, critiquerons, critiquerez, critiqueront)
-
critiquer (apprécier)
-
critiquer (esquinter; éreinter; lancer des piques à quelqu'un)
-
critiquer (désapprouver; condamner; refuser; désavouer; déclarer impropre; blâmer; réprouver)
-
critiquer (reprocher; condamner; blâmer; réprimander; déshonorer; jeter quelque chose aux pieds de; vitupérer; avoir de la rancune; avoir de la rancoeur)
beschuldigen; verwijten; aanrekenen; voorhouden; blameren; voor de voeten gooien; berispen; aanwrijven; laken; nadragen; gispen-
voor de voeten gooien werkwoord
-
aanwrijven werkwoord
-
critiquer (vitupérer; sérancer)
-
critiquer (en vouloir à quelqu'un; blâmer; reprocher; réprouver; avoir à redire)
aanrekenen; kwalijk nemen; iemand iets verwijten; aanwrijven-
kwalijk nemen werkwoord
-
iemand iets verwijten werkwoord
-
aanwrijven werkwoord
-
critiquer (en vouloir à quelqu'un; blâmer; avoir de la rancune; condamner; reprocher; enlever; éprouver du ressentiment; prendre; gronder; compromettre; réprouver; discréditer; jeter quelque chose aux pieds de; avoir de la rancoeur; avoir à redire; retirer; réprimander; déshonorer; garder rancune)
beschuldigen; iemand iets verwijten; blameren; kwalijk nemen; nadragen; voor de voeten gooien; iemand iets aanrekenen; laken; aanwrijven-
iemand iets verwijten werkwoord
-
kwalijk nemen werkwoord
-
voor de voeten gooien werkwoord
-
iemand iets aanrekenen werkwoord
-
aanwrijven werkwoord
-
critiquer (chicaner sur; fustiger; faire la critique)
-
critiquer (réprimander; blâmer)
-
critiquer (faire une remarque; faire une observation)
aanmerking maken-
aanmerking maken werkwoord (maak aanmerking, maakt aanmerking, maakte aanmerking, maakten aanmerking, aanmerking gemaakt)
-
Conjugations for critiquer:
Présent
- critique
- critiques
- critique
- critiquons
- critiquez
- critiquent
imparfait
- critiquais
- critiquais
- critiquait
- critiquions
- critiquiez
- critiquaient
passé simple
- critiquai
- critiquas
- critiqua
- critiquâmes
- critiquâtes
- critiquèrent
futur simple
- critiquerai
- critiqueras
- critiquera
- critiquerons
- critiquerez
- critiqueront
subjonctif présent
- que je critique
- que tu critiques
- qu'il critique
- que nous critiquions
- que vous critiquiez
- qu'ils critiquent
conditionnel présent
- critiquerais
- critiquerais
- critiquerait
- critiquerions
- critiqueriez
- critiqueraient
passé composé
- ai critiqué
- as critiqué
- a critiqué
- avons critiqué
- avez critiqué
- ont critiqué
divers
- critique!
- critiquez!
- critiquons!
- critiqué
- critiquant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles
Vertaal Matrix voor critiquer:
Synoniemen voor "critiquer":
Wiktionary: critiquer
critiquer
Cross Translation:
verb
critiquer
-
péjoratif|fr Faire des reproches, faire ressortir uniquement les défauts.
- critiquer → beoordelen; keuren; kritiseren
verb
-
kritiek uiten op iets of iemand
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• critiquer | → kritiseren | ↔ kritisieren — fachlich beurteilen, besprechen, beschreiben |