Frans

Uitgebreide vertaling voor crevasser (Frans) in het Nederlands

crevasser:

crevasser werkwoord (crevasse, crevasses, crevassons, crevassez, )

  1. crevasser (foutre; se fendre; se fissurer; )
    barsten; kunnen stikken
  2. crevasser (exploser; crever; péter; )
    ontploffen; uit elkaar spatten; springen; uit elkaar springen; ploffen
    • ontploffen werkwoord (ontplof, ontploft, ontplofte, ontploften, ontploft)
    • uit elkaar spatten werkwoord (spat uit elkaar, spatte uit elkaar, spatten uit elkaar, uit elkaar gespat)
    • springen werkwoord (spring, springt, sprong, sprongen, gesprongen)
    • uit elkaar springen werkwoord (spring uit elkaar, springt uit elkaar, sprong uit elkaar, sprongen uit elkaar, uit elkaar gesprongen)
    • ploffen werkwoord (plof, ploft, plofte, ploften, geploft)
  3. crevasser (cliver; trancher; fissurer; )
    kloven; klieven; doormidden hakken; doorklieven; doorhakken; doorhouwen; in tweeën houwen
    • kloven werkwoord (kloof, klooft, kloofde, kloofden, gekloofd)
    • klieven werkwoord (klief, klieft, kliefde, kliefden, gekliefd)
    • doormidden hakken werkwoord
    • doorklieven werkwoord (klief door, klieft door, kliefde door, kliefden door, doorgekliefd)
    • doorhakken werkwoord (hak door, hakt door, hakte door, hakten door, doorgehakt)
    • doorhouwen werkwoord (houw door, houwt door, houwde door, houwden door, doorgehouwd)
    • in tweeën houwen werkwoord

Conjugations for crevasser:

Présent
  1. crevasse
  2. crevasses
  3. crevasse
  4. crevassons
  5. crevassez
  6. crevassent
imparfait
  1. crevassais
  2. crevassais
  3. crevassait
  4. crevassions
  5. crevassiez
  6. crevassaient
passé simple
  1. crevassai
  2. crevassas
  3. crevassa
  4. crevassâmes
  5. crevassâtes
  6. crevassèrent
futur simple
  1. crevasserai
  2. crevasseras
  3. crevassera
  4. crevasserons
  5. crevasserez
  6. crevasseront
subjonctif présent
  1. que je crevasse
  2. que tu crevasses
  3. qu'il crevasse
  4. que nous crevassions
  5. que vous crevassiez
  6. qu'ils crevassent
conditionnel présent
  1. crevasserais
  2. crevasserais
  3. crevasserait
  4. crevasserions
  5. crevasseriez
  6. crevasseraient
passé composé
  1. ai crevassé
  2. as crevassé
  3. a crevassé
  4. avons crevassé
  5. avez crevassé
  6. ont crevassé
divers
  1. crevasse!
  2. crevassez!
  3. crevassons!
  4. crevassé
  5. crevassant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor crevasser:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
barsten déchirure; déchirures; fentes; fissure; fissures; incisions
kloven crevasse; fentes; gouffres
ploffen boums; poufs
springen saut à terre
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
barsten briser; casser; crevasser; crever; fendre; foutre; fracasser; rompre; se fendre; se fissurer; se fêler; éclater s'ouvrir brusquement; se gercer; éclater
doorhakken cliver; couper; crevasser; fendiller; fendre; fissurer; lézarder; se cliver; se fendiller; se fendre; trancher
doorhouwen cliver; couper; crevasser; fendiller; fendre; fissurer; lézarder; se cliver; se fendiller; se fendre; trancher
doorklieven cliver; couper; crevasser; fendiller; fendre; fissurer; lézarder; se cliver; se fendiller; se fendre; trancher
doormidden hakken cliver; couper; crevasser; fendiller; fendre; fissurer; lézarder; se cliver; se fendiller; se fendre; trancher
in tweeën houwen cliver; couper; crevasser; fendiller; fendre; fissurer; lézarder; se cliver; se fendiller; se fendre; trancher
klieven cliver; couper; crevasser; fendiller; fendre; fissurer; lézarder; se cliver; se fendiller; se fendre; trancher cliver; fendre; fissurer; hacher; scinder; se fendiller; se fendre
kloven cliver; couper; crevasser; fendiller; fendre; fissurer; lézarder; se cliver; se fendiller; se fendre; trancher cliver; fendre; fissurer; hacher; scinder; se fendiller; se fendre
kunnen stikken briser; casser; crevasser; crever; fendre; foutre; fracasser; rompre; se fendre; se fissurer; se fêler; éclater
ontploffen crevasser; crever; exploder; exploser; faire explosion; fendre; péter; se fendre; se fissurer; se fêler; se gercer; éclater; éclater en morceaux exploder; exploser; éclater
ploffen crevasser; crever; exploder; exploser; faire explosion; fendre; péter; se fendre; se fissurer; se fêler; se gercer; éclater; éclater en morceaux s'écraser; tomber avec un bruit sourd; tomber avec un plouf; éclater
springen crevasser; crever; exploder; exploser; faire explosion; fendre; péter; se fendre; se fissurer; se fêler; se gercer; éclater; éclater en morceaux bondir; exploder; exploser; faire un bond; sauter; sauter en l'air; éclater
uit elkaar spatten crevasser; crever; exploder; exploser; faire explosion; fendre; péter; se fendre; se fissurer; se fêler; se gercer; éclater; éclater en morceaux exploder; exploser; éclater
uit elkaar springen crevasser; crever; exploder; exploser; faire explosion; fendre; péter; se fendre; se fissurer; se fêler; se gercer; éclater; éclater en morceaux exploder; exploser; éclater

Synoniemen voor "crevasser":


Verwante vertalingen van crevasser