Frans

Uitgebreide vertaling voor cour (Frans) in het Nederlands

cour:

cour [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. la cour (quadrilatère)
    gelijkzijdige vierhoek; het vierkant
  2. la cour (tribunal; palais de justice; barre; )
    de rechtbank; het gerechtshof; het tribunaal; het gerecht; de hof; de balie
    • rechtbank [de ~] zelfstandig naamwoord
    • gerechtshof [het ~] zelfstandig naamwoord
    • tribunaal [het ~] zelfstandig naamwoord
    • gerecht [het ~] zelfstandig naamwoord
    • hof [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • balie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  3. la cour (cour de récréation)
    het schoolplein; de speelplaats; het speelplein
  4. la cour (jardin; jardin ouvrier; jardin familial; )
    de tuin; de gaard
    • tuin [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • gaard [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  5. la cour (juridiction; cour d'appel; cour d'assises)
    het rechtscollege
  6. la cour (maison du roi; servants à la cour; personnel de la cour; train)
    het gevolg; de hofhouding
    • gevolg [het ~] zelfstandig naamwoord
    • hofhouding [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  7. la cour (cour d'assises; tribunal; cour d'appel; palais de justice; instance judiciaire)
    gerechtelijke instantie

Vertaal Matrix voor cour:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
balie barre; cour; cour d'appel; cour d'assises; instance judiciaire; justice; palais de justice; tribunal comptoir; réception
gaard cour; cour de ferme; domaine; enclos; jardin; jardin familial; jardin ouvrier; terrain
gelijkzijdige vierhoek cour; quadrilatère
gerecht barre; cour; cour d'appel; cour d'assises; instance judiciaire; justice; palais de justice; tribunal mets; plat; tribunal
gerechtelijke instantie cour; cour d'appel; cour d'assises; instance judiciaire; palais de justice; tribunal
gerechtshof barre; cour; cour d'appel; cour d'assises; instance judiciaire; justice; palais de justice; tribunal
gevolg cour; maison du roi; personnel de la cour; servants à la cour; train aboutissant; aboutissement; conséquence; effet; implication; provocation; résultat; suite
hof barre; cour; cour d'appel; cour d'assises; instance judiciaire; justice; palais de justice; tribunal basse-cour; cour intérieure; enclos; jardin intérieur; jardin public; parc; patio; préau
hofhouding cour; maison du roi; personnel de la cour; servants à la cour; train
rechtbank barre; cour; cour d'appel; cour d'assises; instance judiciaire; justice; palais de justice; tribunal tribunal
rechtscollege cour; cour d'appel; cour d'assises; juridiction
schoolplein cour; cour de récréation
speelplaats cour; cour de récréation
speelplein cour; cour de récréation
tribunaal barre; cour; cour d'appel; cour d'assises; instance judiciaire; justice; palais de justice; tribunal
tuin cour; cour de ferme; domaine; enclos; jardin; jardin familial; jardin ouvrier; terrain jardin
vierkant cour; quadrilatère
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
vierkant total; totalement

Synoniemen voor "cour":


Wiktionary: cour

cour
noun
  1. espace découvert qui dépendre d’une maison, d’un hôtel, etc., et qui est entourer de murs ou de bâtiments.

Cross Translation:
FromToVia
cour koer; hof; binnenruimte court — enclosed space; a courtyard
cour paleis court — residence of a sovereign, prince, nobleman, or ether dignitary
cour hofhouding court — collective body of persons composing the retinue of a sovereign or person high in authority
cour rechtbank; hof court — hall, chamber, or place, where justice is administered
cour rechtbank court — tribunal established for the administration of justice
cour binnenplaats courtyard — unroofed walled area
cour erf yard — land around a house
cour gerecht Gericht — (staatliches) Organ, dessen Aufgabe es ist, vorgetragene Fälle anzuhören und über sie unter Beachtung der Rechtslage zu entscheiden

Verwante vertalingen van cour