Frans

Uitgebreide vertaling voor copie (Frans) in het Nederlands

copie:

copie [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. la copie (double; duplicata; réplique; photocopie; reproduction)
    de kopie; het duplicaat
    • kopie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • duplicaat [het ~] zelfstandig naamwoord
  2. la copie (photocopie; reproduction; duplicata; double)
    de kopie; de fotokopie
    • kopie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • fotokopie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  3. la copie
    copie
    • copie [znw.] zelfstandig naamwoord
  4. la copie
    de kopij
    • kopij [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  5. la copie (transcription; réplique; double; duplicata; reproduction)
    de transcriptie; de kopie; het afschrift
  6. la copie (exemplaire; spécimen)
    het exemplaar
  7. la copie (transcription)
    het transcript
  8. la copie (contrefaçon; imitation; toc)
    de namaak; de imitatie; de nep; de nabootsing
    • namaak [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • imitatie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • nep [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • nabootsing [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  9. la copie (imitation de quelqu'un; décalque; interprétation; calque)
    de imitatie; de nabootsing; de navolging; iemand nadoen
  10. la copie (remboursement; restitution; reproduction; réhabilitation; réparation)
    de teruggave; de weergave

Vertaal Matrix voor copie:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afschrift copie; double; duplicata; reproduction; réplique; transcription transcription
copie copie
duplicaat copie; double; duplicata; photocopie; reproduction; réplique
exemplaar copie; exemplaire; spécimen instance
fotokopie copie; double; duplicata; photocopie; reproduction
iemand nadoen calque; copie; décalque; imitation de quelqu'un; interprétation
imitatie calque; contrefaçon; copie; décalque; imitation; imitation de quelqu'un; interprétation; toc emprunt d'identité
kopie copie; double; duplicata; photocopie; reproduction; réplique; transcription image
kopij copie
nabootsing calque; contrefaçon; copie; décalque; imitation; imitation de quelqu'un; interprétation; toc
namaak contrefaçon; copie; imitation; toc contrefaçon
navolging calque; copie; décalque; imitation de quelqu'un; interprétation
nep contrefaçon; copie; imitation; toc barbouillage; bousillage; duperie; escroquerie; fraude; piège grossier; tricherie
teruggave copie; remboursement; reproduction; restitution; réhabilitation; réparation
transcript copie; transcription
transcriptie copie; double; duplicata; reproduction; réplique; transcription translittération
weergave copie; remboursement; reproduction; restitution; réhabilitation; réparation affichage; apparence; compte-rendu; rapport; vue
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
namaak imitation
navolging imitation
nep contrefait; falsifié; faussé; trafiqué

Synoniemen voor "copie":


Wiktionary: copie

copie
noun
  1. een afschrift of andere reproductie van een document of ander voorwerp

Cross Translation:
FromToVia
copie doorslag carbon copy — a copy
copie kopie; afschrift copy — result of copying; an identical duplication
copie nabootsing; namaak; kopie copy — imitation of inferior quality
copie editie copy — printed edition of a book or magazine
copie kopij copy — text of a newspaper article

copie vorm van copier:

copier werkwoord (copie, copies, copions, copiez, )

  1. copier (faire une copie)
    kopiëren; kopie maken
    • kopiëren werkwoord (kopiëer, kopiëert, kopiëerde, kopiëerden, gekopiëerd)
    • kopie maken werkwoord
  2. copier
    kopiëren; overschrijven
    • kopiëren werkwoord (kopiëer, kopiëert, kopiëerde, kopiëerden, gekopiëerd)
    • overschrijven werkwoord (overschrijf, overschrijft, overschreef, overschreven, overschreven)
  3. copier
    kopiëren
    • kopiëren werkwoord (kopiëer, kopiëert, kopiëerde, kopiëerden, gekopiëerd)
  4. copier (imiter; pasticher)
    nadoen; nabootsen; navolgen; imiteren
    • nadoen werkwoord (doe na, doet na, deed na, deden na, nagedaan)
    • nabootsen werkwoord (boots na, bootst na, bootste na, bootsten na, nagebootst)
    • navolgen werkwoord (volg na, volgt na, volgde na, volgden na, nagevolgd)
    • imiteren werkwoord (imiteer, imiteert, imiteerde, imiteerden, geïmiteerd)
  5. copier (tricher; frauder)
    spieken; afkijken
    • spieken werkwoord (spiek, spiekt, spiekte, spiekten, gespiekt)
    • afkijken werkwoord (kijk af, kijkt af, keek af, keken af, afgekeken)
  6. copier (faire un duplicate; multiplier)
  7. copier (photocopier; reproduire)
    reproduceren; fotokopiëren
    • reproduceren werkwoord (reproduceer, reproduceert, reproduceerde, reproduceerden, gereproduceerd)
    • fotokopiëren werkwoord (fotokopieer, fotokopieert, fotokopieerde, fotokopieerden, gefotokopieerd)
  8. copier (imiter; reproduire; démarquer; contrefaire)
    nabootsen; kopiëren; namaken
    • nabootsen werkwoord (boots na, bootst na, bootste na, bootsten na, nagebootst)
    • kopiëren werkwoord (kopiëer, kopiëert, kopiëerde, kopiëerden, gekopiëerd)
    • namaken werkwoord (maak na, maakt na, maakte na, maakten na, nagemaakt)
  9. copier (photocopier)
    kopiëren; kopie trekken
  10. copier (calquer; tracer; retracer; repasser)
    overtrekken; met pen overtekenen
  11. copier (falsifier; fausser; truquer; )
    falsificeren; namaken; vervalsen; kopiëren; nabootsen
    • falsificeren werkwoord (falsificeer, falsificeert, falsificeerde, falsificeerden, gefalsificeerd)
    • namaken werkwoord (maak na, maakt na, maakte na, maakten na, nagemaakt)
    • vervalsen werkwoord (vervals, vervalst, vervalste, vervalsten, vervalst)
    • kopiëren werkwoord (kopiëer, kopiëert, kopiëerde, kopiëerden, gekopiëerd)
    • nabootsen werkwoord (boots na, bootst na, bootste na, bootsten na, nagebootst)

Conjugations for copier:

Présent
  1. copie
  2. copies
  3. copie
  4. copions
  5. copiez
  6. copient
imparfait
  1. copiais
  2. copiais
  3. copiait
  4. copiions
  5. copiiez
  6. copiaient
passé simple
  1. copiai
  2. copias
  3. copia
  4. copiâmes
  5. copiâtes
  6. copièrent
futur simple
  1. copierai
  2. copieras
  3. copiera
  4. copierons
  5. copierez
  6. copieront
subjonctif présent
  1. que je copie
  2. que tu copies
  3. qu'il copie
  4. que nous copiions
  5. que vous copiiez
  6. qu'ils copient
conditionnel présent
  1. copierais
  2. copierais
  3. copierait
  4. copierions
  5. copieriez
  6. copieraient
passé composé
  1. ai copié
  2. as copié
  3. a copié
  4. avons copié
  5. avez copié
  6. ont copié
divers
  1. copie!
  2. copiez!
  3. copions!
  4. copié
  5. copiant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor copier:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afkijken copiage; fait de tricher
kopiëren tirage de copie
overschrijven copiage; fait de tricher
overtrekken fait de calquer
spieken copiage; fait de tricher
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afkijken copier; frauder; tricher
dupliceren copier; faire un duplicate; multiplier
falsificeren contrefaire; copier; décevoir; falsifier; fausser; frelater; frustrer; imiter; pasticher; piper; tromper; truquer
fotokopiëren copier; photocopier; reproduire photocopier; polycopier
imiteren copier; imiter; pasticher
kopie maken copier; faire une copie
kopie trekken copier; photocopier
kopiëren contrefaire; copier; décevoir; démarquer; faire une copie; falsifier; fausser; frelater; frustrer; imiter; pasticher; photocopier; piper; reproduire; tromper; truquer photocopier; polycopier
met pen overtekenen calquer; copier; repasser; retracer; tracer
multipliceren copier; faire un duplicate; multiplier
nabootsen contrefaire; copier; décevoir; démarquer; falsifier; fausser; frelater; frustrer; imiter; pasticher; piper; reproduire; tromper; truquer
nadoen copier; imiter; pasticher
namaken contrefaire; copier; décevoir; démarquer; falsifier; fausser; frelater; frustrer; imiter; pasticher; piper; reproduire; tromper; truquer
navolgen copier; imiter; pasticher marcher sur les traces de; poursuivre; succéder; succéder à; suivre; venir après
overschrijven copier envoyer; expédier; refrapper; remplacer; substituer; transcrire; transférer de l'argent; verser; virer; écraser
overtrekken calquer; copier; repasser; retracer; tracer couvrir; décalquer; décorer; exercer; garnir; occuper; recouvrir; remplir; revêtir; se couvrir; tapisser
reproduceren copier; photocopier; reproduire augmenter du double; doubler; redoubler; reproduire
spieken copier; frauder; tricher
vervalsen contrefaire; copier; décevoir; falsifier; fausser; frelater; frustrer; imiter; pasticher; piper; tromper; truquer

Synoniemen voor "copier":


Wiktionary: copier

copier
verb
  1. Reproduire par une imitation exacte (2)
  2. Tricher (4)
  3. Traductions à trier suivant le sens
copier
verb
  1. een idee stelen van iemand
  2. een duplicaat maken van

Cross Translation:
FromToVia
copier kopiëren copy — produce something identical
copier dupliceren duplicate — to make a copy of
copier spieken spickenintransitiv; umgangssprachlich: (bei einer Prüfung oder Ähnlichem) von einem anderen oder etwas abschreiben; eigentlich: abgucken, da das Wort eine Form des Sehens meint

Verwante vertalingen van copie