Overzicht
Frans naar Nederlands: Meer gegevens...
-
convenir:
- afspreken; iets overeenkomen; overeenkomen; overeenstemmen met; overeenkomen met; kloppen met; stroken; stroken met; schikken; passen; conveniëren; gelegen komen; uitkomen; betamen; horen; gebruikelijk zijn; bijpassen; geschikt zijn; deugen; passend zijn; behoren; toebehoren; regelen; arrangeren; bedisselen; bevallen; prettig vinden; aanstaan
-
Wiktionary:
- convenir → behoren, overeenkomen, afspreken
Frans
Uitgebreide vertaling voor convenir (Frans) in het Nederlands
convenir:
convenir werkwoord (conviens, convient, convenons, convenez, conviennent, convenais, convenait, convenions, conveniez, convenaient, convins, convint, convînmes, convîntes, convinrent, conviendrai, conviendras, conviendra, conviendrons, conviendrez, conviendront)
-
convenir (accorder; s'arranger; tomber d'accord)
-
convenir (concorder; consentir; s'accorder; s'entendre sur)
overeenkomen; overeenstemmen met; overeenkomen met; kloppen met; stroken; stroken met-
overeenstemmen met werkwoord
-
overeenkomen met werkwoord
-
kloppen met werkwoord
-
stroken werkwoord
-
stroken met werkwoord
-
convenir (arriver à propos; tomber à propos)
-
convenir (être convenable)
-
convenir (être convenable)
-
convenir (aller ensemble; bien aller)
-
convenir (être convenable; être apte à; être bon)
conveniëren; geschikt zijn; uitkomen; passen; deugen; passend zijn-
geschikt zijn werkwoord (ben geschikt, bent geschikt, is geschikt, was geschikt, waren geschikt, geschikt geweest)
-
passend zijn werkwoord (ben passend, bent passend, is passend, was passend, waren passend, passend geweest)
-
convenir (appartenir à; faire partie de; être convenable; compter parmi)
-
convenir (arranger; organiser)
-
convenir (se plaire; être convenable; bien aller; être apte à)
Conjugations for convenir:
Présent
- conviens
- conviens
- convient
- convenons
- convenez
- conviennent
imparfait
- convenais
- convenais
- convenait
- convenions
- conveniez
- convenaient
passé simple
- convins
- convins
- convint
- convînmes
- convîntes
- convinrent
futur simple
- conviendrai
- conviendras
- conviendra
- conviendrons
- conviendrez
- conviendront
subjonctif présent
- que je convienne
- que tu conviennes
- qu'il convienne
- que nous convenions
- que vous conveniez
- qu'ils conviennent
conditionnel présent
- conviendrais
- conviendrais
- conviendrait
- conviendrions
- conviendriez
- conviendraient
passé composé
- ai convenu
- as convenu
- a convenu
- avons convenu
- avez convenu
- ont convenu
divers
- conviens!
- convenez!
- convenons!
- convenu
- convenant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles
Vertaal Matrix voor convenir:
Synoniemen voor "convenir":
Wiktionary: convenir
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• convenir | → behoren | ↔ befit — be fit for |
• convenir | → overeenkomen; afspreken | ↔ vereinbaren — eine Abmachung treffen |
Computer vertaling door derden: