Home ->Woordenboeken ->Frans/Nederlands ->Vertaal concevoir

Vertaal concevoir van Frans naar Nederlands

Overzicht
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. concevoir:
  2. Wiktionary:

Frans

Uitgebreide vertaling voor concevoir (Frans) in het Nederlands

concevoir:

concevoir werkwoord (conçois, conçoit, concevons, concevez, )

  1. concevoir (se rendre compte; percevoir; reconnaître; )
    realiseren; onderkennen; beseffen; inzien; doorzien
    • realiseren werkwoord (realiseer, realiseert, realiseerde, realiseerden, gerealiseerd)
    • onderkennen werkwoord (onderken, onderkent, onderkende, onderkenden, onderkend)
    • beseffen werkwoord (besef, beseft, besefte, beseften, beseft)
    • inzien werkwoord (zie in, ziet in, zag in, zagen in, ingezien)
    • doorzien werkwoord (doorzie, doorziet, doorzag, doorzagen, doorzien)
  2. concevoir (dessiner; élaborer; tracer le plan de)
    ontwerpen
    • ontwerpen werkwoord (ontwerp, ontwerpt, ontwierp, ontwierpen, ontworpen)
  3. concevoir (créer; faire; fabriquer; )
    maken; scheppen; in het leven roepen
    • maken werkwoord (maak, maakt, maakte, maakten, gemaakt)
    • scheppen werkwoord (schep, schept, schepte, schepten, geschept)
    • in het leven roepen werkwoord (roep in het leven, roept in het leven, riep in het leven, riepen in het leven, in het leven geroepen)
  4. concevoir (dessiner)
    concipiëren
    • concipiëren werkwoord (concipieer, concipieert, concipieerde, concipieerden, geconcipieerd)
  5. concevoir (comprendre; saisir)
    verstaan
    • verstaan werkwoord (versta, verstaat, verstond, verstonden, verstaan)
  6. concevoir (planifier; prévoir; organiser; )
    plannen
    • plannen werkwoord (plan, plant, plande, planden, gepland)
  7. concevoir (comprendre; saisir; se rendre compte; )
    begrijpen; snappen; inzien; met het verstand vatten
    • begrijpen werkwoord (begrijp, begrijpt, begreep, begrepen, begrepen)
    • snappen werkwoord (snap, snapt, snapte, snapten, gesnapt)
    • inzien werkwoord (zie in, ziet in, zag in, zagen in, ingezien)
  8. concevoir (comprendre; saisir; entendre; piger)
    doorzien hebben; inzien
  9. concevoir (estimer; évaluer; expertiser; )
    schatten; beramen; ramen; taxeren
    • schatten werkwoord (schat, schatte, schatten, geschat)
    • beramen werkwoord (beraam, beraamt, beraamde, beraamden, beraamd)
    • ramen werkwoord (raam, raamt, raamde, raamden, geraamd)
    • taxeren werkwoord (taxeer, taxeert, taxeerde, taxeerden, getaxeerd)

Conjugations for concevoir:

Présent
  1. conçois
  2. conçois
  3. conçoit
  4. concevons
  5. concevez
  6. conçoivent
imparfait
  1. concevais
  2. concevais
  3. concevait
  4. concevions
  5. conceviez
  6. concevaient
passé simple
  1. conçus
  2. conçus
  3. conçut
  4. conçûmes
  5. conçûtes
  6. conçurent
futur simple
  1. concevrai
  2. concevras
  3. concevra
  4. concevrons
  5. concevrez
  6. concevront
subjonctif présent
  1. que je conçoive
  2. que tu conçoives
  3. qu'il conçoive
  4. que nous concevions
  5. que vous conceviez
  6. qu'ils conçoivent
conditionnel présent
  1. concevrais
  2. concevrais
  3. concevrait
  4. concevrions
  5. concevriez
  6. concevraient
passé composé
  1. ai conçu
  2. as conçu
  3. a conçu
  4. avons conçu
  5. avez conçu
  6. ont conçu
divers
  1. conçois!
  2. concevez!
  3. concevons!
  5. conçu
  6. concevant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor concevoir:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
begrijpen compréhension
maken confection; création; fabrication; production; réalisation; élaboration
schatten amours; choux; chéris; trésors
scheppen bêches; création; fabrication; pelles
snappen compréhension
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
begrijpen comprendre; concevoir; piger; réaliser; saisir; se rendre compte; voir entendre; interpréter
beramen cadastrer; concevoir; estimer; expertiser; faire une expertise; imaginer; planifier; tramer; évaluer concevoir un plan; planifier; projeter; préparer; tramer
beseffen concevoir; entendre; percer; percevoir; reconnaître; saisir; se rendre compte; voir
concipiëren concevoir; dessiner
doorzien concevoir; entendre; percer; percevoir; reconnaître; saisir; se rendre compte; voir comprendre; deviner; piger
doorzien hebben comprendre; concevoir; entendre; piger; saisir
in het leven roepen concevoir; confectionner; construire; créer; fabriquer; faire; former; réaliser; élaborer
inzien comprendre; concevoir; entendre; percer; percevoir; piger; reconnaître; réaliser; saisir; se rendre compte; voir examiner; jeter un coup d'oeil dans; jeter un coup d'oeil sur; jeter un regard sur; lire dans; parcourir; regarder; regarder à l'intérieur
maken concevoir; confectionner; construire; créer; fabriquer; faire; former; réaliser; élaborer adapter; ajuster; créer; dépanner; fabriquer; faire un prix d'ami à quelqu'un; façonner; former; mettre au point; modeler; mouler; pistonner; produire; raccommoder; rapiécer; reconstituer; remettre en état; renouveler; restaurer; régler; rénover; réparer; rétablir
met het verstand vatten comprendre; concevoir; piger; réaliser; saisir; se rendre compte; voir
onderkennen concevoir; entendre; percer; percevoir; reconnaître; saisir; se rendre compte; voir
ontwerpen concevoir; dessiner; tracer le plan de; élaborer
plannen concevoir; envisager; imaginer; organiser; planifier; projeter; prévoir; tramer planifier
ramen cadastrer; concevoir; estimer; expertiser; faire une expertise; imaginer; planifier; tramer; évaluer calculer; chiffrer; estimer; taxer; évaluer
realiseren concevoir; entendre; percer; percevoir; reconnaître; saisir; se rendre compte; voir accomplir; développer; effectuer; réaliser
schatten cadastrer; concevoir; estimer; expertiser; faire une expertise; imaginer; planifier; tramer; évaluer calculer; chiffrer; estimer; taxer; évaluer
scheppen concevoir; confectionner; construire; créer; fabriquer; faire; former; réaliser; élaborer déterrer; exhumer; manger à la cuiller
snappen comprendre; concevoir; piger; réaliser; saisir; se rendre compte; voir attraper; choper; piquer; prendre en flagrant délit; suprendre à; surprendre
taxeren cadastrer; concevoir; estimer; expertiser; faire une expertise; imaginer; planifier; tramer; évaluer clouer; enfoncer; taxer; évaluer
verstaan comprendre; concevoir; saisir
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
doorzien approfondi; deviné; percé

Synoniemen voor "concevoir":


Wiktionary: concevoir

concevoir
verb
  1. Commencer à porter en soi, en parlant d’une femme enceinte.
  2. Créer, inventer, imaginer, par une opération de l'esprit.
  3. En parlant des passions, des sentiments, des mouvements de l’âme.
  4. Comprendre, entendre bien quelque chose, en avoir une juste idée.
  5. Exprimer en certains termes.
  6. Procréer, engendrer; faire en sorte qu'un ovule soit fertilisé.
concevoir
verb
  1. begrijpen
Cross Translation:
FromToVia
• concevoir → zwanger worden ↔ conceive — to become pregnant
• concevoir → voortbrengen ↔ engender — to bring into existence, cause
• concevoir → ontwerpen ↔ entwerfen — etwas in seinen Grundzügen entwickeln

Verwante vertalingen van concevoir







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0522 seconde
Page rendered in 1.0 seconds