Comptable in het Nederlands vertaald uit het Frans

Overzicht

Frans naar Nederlands: Meer gegevens...

comptable:
- administrateur; beheerder; boekhouder; intendant; referendaris; accountant; verificateur; registeraccountant
Wiktionary:
- comptable → boekhouder
- comptable → verantwoordelijk
- comptable → boekhouder, accountant

Frans

Uitgebreide vertaling voor comptable (Frans) in het Nederlands

le comptable (administrateur; gérant; curateur; intendant; régent; trustee)
de administrateur; de beheerder; de boekhouder; de intendant; de referendaris
- administrateur [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- beheerder [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- boekhouder [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- intendant [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- referendaris [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
le comptable (expert-comptable; auditeur; vérificateur)
de accountant; de verificateur; de registeraccountant
- accountant [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- verificateur [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- registeraccountant [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
le comptable
de boekhouder
- boekhouder [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
accountant	auditeur; comptable; expert-comptable; vérificateur	auditeur
administrateur	administrateur; comptable; curateur; gérant; intendant; régent; trustee	administrateur
beheerder	administrateur; comptable; curateur; gérant; intendant; régent; trustee	administrateur; administrateur de l'ordinateur; administrateur système
boekhouder	administrateur; comptable; curateur; gérant; intendant; régent; trustee
intendant	administrateur; comptable; curateur; gérant; intendant; régent; trustee	officier d'intendance
referendaris	administrateur; comptable; curateur; gérant; intendant; régent; trustee
registeraccountant	auditeur; comptable; expert-comptable; vérificateur
verificateur	auditeur; comptable; expert-comptable; vérificateur

agréé; chargé; avoué; avocat; mandaté; convenu; accepté; caissier; facturier; receveur; trésorier; garant; responsable; payeur; percepteur; collecteur; buraliste; argentier; financier; trésorière; financière; payeuse; caissière

comptable

noun

Celui, celle qui fait profession de tenir les comptabilités.
- comptable → boekhouder

comptable

noun

iemand die de inkomsten en uitgaven van een organisatie bijhoudt
- boekhouder → comptable

adjective

Cross Translation:

From	To	Via
• comptable	→ boekhouder	↔ accountant — one whose profession includes organizing, maintaining and auditing the records of another
• comptable	→ accountant; boekhouder	↔ accountant — a reckoner, or someone who maintains financial matters for a person(s)

Computer vertaling door derden: