Home ->Woordenboeken ->Frans/Nederlands ->Vertaal comprit

Vertaal comprit van Frans naar Nederlands

Overzicht
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. comprendre:
  2. Wiktionary:

Frans

Uitgebreide vertaling voor comprit (Frans) in het Nederlands

comprendre:

comprendre werkwoord (comprends, comprend, comprenons, comprenez, )

  1. comprendre (saisir; se rendre compte; voir; )
    begrijpen; snappen; inzien; met het verstand vatten
    • begrijpen werkwoord (begrijp, begrijpt, begreep, begrepen, begrepen)
    • snappen werkwoord (snap, snapt, snapte, snapten, gesnapt)
    • inzien werkwoord (zie in, ziet in, zag in, zagen in, ingezien)
  2. comprendre (se composer de)
    bestaan uit
    • bestaan uit werkwoord (besta uit, bestaat uit, bestond uit, bestonden uit, bestaan uit)
  3. comprendre (concevoir; saisir)
    verstaan
    • verstaan werkwoord (versta, verstaat, verstond, verstonden, verstaan)
  4. comprendre (concevoir; saisir; entendre; piger)
    doorzien hebben; inzien
  5. comprendre (contenir; enfermer)
    omvatten
    • omvatten werkwoord (omvat, omvatte, omvatten, omvat)
  6. comprendre (limiter; englober; endiguer; )
    beperken; inkapselen; limiteren; inperken; indammen
    • beperken werkwoord (beperk, beperkt, beperkte, beperkten, beperkt)
    • inkapselen werkwoord (kapsel in, kapselt in, kapselde in, kapselden in, ingekapseld)
    • limiteren werkwoord (limiteer, limiteert, limiteerde, limiteerden, gelimiteerd)
    • inperken werkwoord (perk in, perkt in, perkte in, perkten in, ingeperkt)
    • indammen werkwoord (dam in, damt in, damde in, damden in, ingedamd)
  7. comprendre (deviner; piger)
    doorhebben; doorzien
    • doorhebben werkwoord (heb door, hebt door, heeft door, had door, hadden door, doorgehad)
    • doorzien werkwoord (doorzie, doorziet, doorzag, doorzagen, doorzien)
  8. comprendre (s'identifier à; envisager; se mettre dans la peau de; )
    inleven; voelen; meeleven; invoelen
    • inleven werkwoord (leef in, leeft in, leefde in, leefden in, ingeleefd)
    • voelen werkwoord (voel, voelt, voelde, voelden, gevoeld)
    • meeleven werkwoord (leef mee, leeft mee, leefde mee, leefden mee, meegeleefd)
    • invoelen werkwoord (voel in, voelt in, voelde in, voelden in, ingevoeld)
  9. comprendre (inclure; compter)
    meerekenen; meetellen
    • meerekenen werkwoord (reken mee, rekent mee, rekende mee, rekenden mee, meegerekend)
    • meetellen werkwoord (tel mee, telt mee, telde mee, telden mee, meegeteld)
  10. comprendre (occuper de la place; remplir)
    beslaan; ruimte innemen
  11. comprendre (commencer à comprendre; saisir; piger)
    doorkrijgen; beginnen te snappen

Conjugations for comprendre:

Présent
  1. comprends
  2. comprends
  3. comprend
  4. comprenons
  5. comprenez
  6. comprennent
imparfait
  1. comprenais
  2. comprenais
  3. comprenait
  4. comprenions
  5. compreniez
  6. comprenaient
passé simple
  1. compris
  2. compris
  3. comprit
  4. comprîmes
  5. comprîtes
  6. comprirent
futur simple
  1. comprendrai
  2. comprendras
  3. comprendra
  4. comprendrons
  5. comprendrez
  6. comprendront
subjonctif présent
  1. que je comprenne
  2. que tu comprennes
  3. qu'il comprenne
  4. que nous comprenions
  5. que vous compreniez
  6. qu'ils comprennent
conditionnel présent
  1. comprendrais
  2. comprendrais
  3. comprendrait
  4. comprendrions
  5. comprendriez
  6. comprendraient
passé composé
  1. ai compris
  2. as compris
  3. a compris
  4. avons compris
  5. avez compris
  6. ont compris
divers
  1. comprends!
  2. comprenez!
  3. comprenons!
  5. compris
  6. comprenant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor comprendre:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
begrijpen compréhension
beperken entrave; obstruction
beslaan ferrure
indammen contre; endiguement
meeleven compassion
snappen compréhension
voelen fouiller; tâter; tâtonner
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
beginnen te snappen commencer à comprendre; comprendre; piger; saisir
begrijpen comprendre; concevoir; piger; réaliser; saisir; se rendre compte; voir entendre; interpréter
beperken barrer; comprendre; contenir; contrecarrer; endiguer; englober; envelopper; faire obstacle à; limiter; maîtriser; résister à; s'opposer à amenuiser; amoindrir; baisser; borner; clôturer; diminuer; décroître; défaillir; délimiter; entourer; limiter; restreindre; réduire; tailler
beslaan comprendre; occuper de la place; remplir
bestaan uit comprendre; se composer de
doorhebben comprendre; deviner; piger
doorkrijgen commencer à comprendre; comprendre; piger; saisir
doorzien comprendre; deviner; piger concevoir; entendre; percer; percevoir; reconnaître; saisir; se rendre compte; voir
doorzien hebben comprendre; concevoir; entendre; piger; saisir
indammen barrer; comprendre; contenir; contrecarrer; endiguer; englober; envelopper; faire obstacle à; limiter; maîtriser; résister à; s'opposer à borner; contenir; délimiter; endiguer
inkapselen barrer; comprendre; contenir; contrecarrer; endiguer; englober; envelopper; faire obstacle à; limiter; maîtriser; résister à; s'opposer à appliquer une couche étanchant; encapsuler; envelopper
inleven compatir; comprendre; considérer; envisager; figurer; parler sérieusement; présenter; représenter; s'identifier à; s'imaginer; se figurer; se mettre dans la peau de
inperken barrer; comprendre; contenir; contrecarrer; endiguer; englober; envelopper; faire obstacle à; limiter; maîtriser; résister à; s'opposer à amenuiser; amoindrir; baisser; borner; diminuer; décroître; défaillir; délimiter; limiter; restreindre; réduire
invoelen compatir; comprendre; considérer; envisager; figurer; parler sérieusement; présenter; représenter; s'identifier à; s'imaginer; se figurer; se mettre dans la peau de
inzien comprendre; concevoir; entendre; piger; réaliser; saisir; se rendre compte; voir concevoir; entendre; examiner; jeter un coup d'oeil dans; jeter un coup d'oeil sur; jeter un regard sur; lire dans; parcourir; percer; percevoir; reconnaître; regarder; regarder à l'intérieur; saisir; se rendre compte; voir
limiteren barrer; comprendre; contenir; contrecarrer; endiguer; englober; envelopper; faire obstacle à; limiter; maîtriser; résister à; s'opposer à
meeleven compatir; comprendre; considérer; envisager; figurer; parler sérieusement; présenter; représenter; s'identifier à; s'imaginer; se figurer; se mettre dans la peau de compatir; déplorer; exprimer ses condoléances; plaindre; présenter ses condoléances
meerekenen comprendre; compter; inclure calculer; compter; inclure
meetellen comprendre; compter; inclure calculer; compter; inclure
met het verstand vatten comprendre; concevoir; piger; réaliser; saisir; se rendre compte; voir
omvatten comprendre; contenir; enfermer
ruimte innemen comprendre; occuper de la place; remplir
snappen comprendre; concevoir; piger; réaliser; saisir; se rendre compte; voir attraper; choper; piquer; prendre en flagrant délit; suprendre à; surprendre
verstaan comprendre; concevoir; saisir
voelen compatir; comprendre; considérer; envisager; figurer; parler sérieusement; présenter; représenter; s'identifier à; s'imaginer; se figurer; se mettre dans la peau de apercevoir; constater; distinguer; observer; palper; percevoir; remarquer; ressentir; s'apercevoir de; s'aviser de; saisir par la perception; se rendre compte de; sentir; subir; toucher; tâter; tâtonner; vivre; voir; éprouver
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
beslaan se couvrir
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
doorzien approfondi; deviné; percé

Synoniemen voor "comprendre":


Wiktionary: comprendre

comprendre
verb
  1. Contenir en soi
  2. Faire entrer dans un ensemble
  3. Saisir le sens
  4. Se rendre raison de la conduite de quelqu’un
  5. contenir en soi.
comprendre
verb
  1. met het verstand bevatten
  2. begrijpen hoe iets werkt
  3. begrijpen
  4. begrijpen van een uiting
Cross Translation:
FromToVia
• comprendre → bevatten; begrijpen ↔ comprehend — to understand
• comprendre → bevatten ↔ comprise — include
• comprendre → uitleggen; begrijpen ↔ construe — to interpret or explain the meaning of something
• comprendre → bevatten ↔ encompass — include
• comprendre → menen ↔ figure — to come to understand
• comprendre → snappen; begrijpen ↔ grasp — to understand
• comprendre → begrepen ↔ roger — received
• comprendre → begrijpen; verstaan; snappen ↔ understand — to be aware of the meaning of
• comprendre → begrijpen; bevroeden ↔ begreifen — etwas oder jemanden mit dem Verstand erfassen
• comprendre → erbij; betrekken; rekening houden; metellen ↔ einbeziehen — trennbar, transitiv: jemanden oder etwas zu einer Gruppe rechnen, in eine Gruppe hineinnehmen
• comprendre → inzien; onderkennen; bevroeden ↔ einsehen — selbst zu der Überzeugung kommen
• comprendre → overweg komen; met ↔ verstehen — (reflexiv) ohne Streitigkeiten mit jemandem auskommen, eine gute persönliche Beziehung zu jemandem haben







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0672 seconde
Page rendered in 1.0 seconds