Overzicht


Frans

Uitgebreide vertaling voor combles (Frans) in het Nederlands

combles:

combles [le ~] zelfstandig naamwoord

  1. le combles (traverses; poutres; chevrons)
    de dwarsbalken; de balken; de binten
    • dwarsbalken [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
    • balken [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
    • binten [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
  2. le combles (poutres traversières; chevrons)
    dakspanten; de spanten; dakbinten

Vertaal Matrix voor combles:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
balken chevrons; combles; poutres; traverses poutres
binten chevrons; combles; poutres; traverses
dakbinten chevrons; combles; poutres traversières
dakspanten chevrons; combles; poutres traversières
dwarsbalken chevrons; combles; poutres; traverses
spanten chevrons; combles; poutres traversières
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
balken braire; mugir

Synoniemen voor "combles":


Wiktionary: combles

combles
noun
  1. logement situés immédiatement sous le toit d’un édifice.

Cross Translation:
FromToVia
combles zolder attic — space, often unfinished and with sloped walls, directly below the roof

combles vorm van combler:

combler werkwoord (comble, combles, comblons, comblez, )

  1. combler (remplir; emplir)
    vullen; volgooien; volgieten
    • vullen werkwoord (vul, vult, vulde, vulden, gevuld)
    • volgooien werkwoord (gooi vol, gooit vol, gooide vol, gooiden vol, volgegooid)
    • volgieten werkwoord (giet vol, goot vol, goten vol, vol gegoten)
  2. combler (mettre plein de)
    volzetten
  3. combler (remplir; bourrer)
    vullen; volplempen; volmaken; volstorten
    • vullen werkwoord (vul, vult, vulde, vulden, gevuld)
    • volplempen werkwoord
    • volmaken werkwoord (volmaak, volmaakt, volmaakte, volmaakten, volmaakt)
    • volstorten werkwoord (stort vol, stortte vol, stortten vol, volgestort)

Conjugations for combler:

Présent
  1. comble
  2. combles
  3. comble
  4. comblons
  5. comblez
  6. comblent
imparfait
  1. comblais
  2. comblais
  3. comblait
  4. comblions
  5. combliez
  6. comblaient
passé simple
  1. comblai
  2. comblas
  3. combla
  4. comblâmes
  5. comblâtes
  6. comblèrent
futur simple
  1. comblerai
  2. combleras
  3. comblera
  4. comblerons
  5. comblerez
  6. combleront
subjonctif présent
  1. que je comble
  2. que tu combles
  3. qu'il comble
  4. que nous comblions
  5. que vous combliez
  6. qu'ils comblent
conditionnel présent
  1. comblerais
  2. comblerais
  3. comblerait
  4. comblerions
  5. combleriez
  6. combleraient
passé composé
  1. ai comblé
  2. as comblé
  3. a comblé
  4. avons comblé
  5. avez comblé
  6. ont comblé
divers
  1. comble!
  2. comblez!
  3. comblons!
  4. comblé
  5. comblant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

combler [le ~] zelfstandig naamwoord

  1. le combler (tasser; damer)
    aanplempen

Vertaal Matrix voor combler:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanplempen combler; damer; tasser
volplempen bourrage; remplissage
volstorten paiement complet
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
volgieten combler; emplir; remplir
volgooien combler; emplir; remplir
volmaken bourrer; combler; remplir accomplir; achever; compléter; compléter quelque chose; conclure; effectuer; en finir; exécuter; faire; finir; mettre au point; mettre fin à; parachever; parfaire; prendre fin; réussir à achever; s'achever; s'acquitter de; se terminer; supprimer; terminer
volplempen bourrer; combler; remplir
volstorten bourrer; combler; remplir
volzetten combler; mettre plein de
vullen bourrer; combler; emplir; remplir ajouter; bourrer; charger; emplir; farcir; gonfler; obturer; plomber; remplir; suppléer

Synoniemen voor "combler":


Wiktionary: combler

combler
verb
  1. Traductions à trier suivant le sens
combler
verb
  1. dichtgooien met grond of ander vast materiaal

Cross Translation:
FromToVia
combler invullen fill — install someone or be installed in

Verwante vertalingen van combles