Home ->Woordenboeken ->Frans/Nederlands ->Vertaal colporter

Vertaal colporter van Frans naar Nederlands

Overzicht
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. colporter:
  2. Wiktionary:

Frans

Uitgebreide vertaling voor colporter (Frans) in het Nederlands

colporter:

colporter werkwoord (colporte, colportes, colportons, colportez, )

  1. colporter (transmettre; rapporter; répandre; faire circuler; se faire l'écho de)
    doorgeven; doorvertellen; rondvertellen; doorspelen; rondbrieven
    • doorgeven werkwoord (geef door, geeft door, gaf door, gaven door, doorgegeven)
    • doorvertellen werkwoord (vertel door, vertelt door, vertelde door, vertelden door, doorverteld)
    • rondvertellen werkwoord (vertel rond, vertelt rond, vertelde rond, vertelden rond, rondverteld)
    • doorspelen werkwoord (speel door, speelt door, speelde door, speelden door, doorgespeeld)
    • rondbrieven werkwoord (brief rond, brieft rond, briefde rond, briefden rond, rondgebriefd)
  2. colporter (faire du porte à porte)
    colporteren; uitventen
    • colporteren werkwoord (colporteer, colporteert, colporteerde, colporteerden, gecolporteerd)
    • uitventen werkwoord
  3. colporter (vendre porte-à-porte)
    huis-aan-huis-verkopen; leuren; venten
  4. colporter (dénoncer; trahir; déceler; )
    verraden; verklikken; verklappen; klikken; verlinken
    • verraden werkwoord (verraad, verraadt, verried, verrieden, verraden)
    • verklikken werkwoord (verklik, verklikt, verklikte, verklikten, verklikt)
    • verklappen werkwoord (verklap, verklapt, verklapte, verklapten, verklapt)
    • klikken werkwoord (klik, klikt, klikte, klikten, geklikt)
    • verlinken werkwoord (verlink, verlinkt, verlinkte, verlinkten, verlinkt)

Conjugations for colporter:

Présent
  1. colporte
  2. colportes
  3. colporte
  4. colportons
  5. colportez
  6. colportent
imparfait
  1. colportais
  2. colportais
  3. colportait
  4. colportions
  5. colportiez
  6. colportaient
passé simple
  1. colportai
  2. colportas
  3. colporta
  4. colportâmes
  5. colportâtes
  6. colportèrent
futur simple
  1. colporterai
  2. colporteras
  3. colportera
  4. colporterons
  5. colporterez
  6. colporteront
subjonctif présent
  1. que je colporte
  2. que tu colportes
  3. qu'il colporte
  4. que nous colportions
  5. que vous colportiez
  6. qu'ils colportent
conditionnel présent
  1. colporterais
  2. colporterais
  3. colporterait
  4. colporterions
  5. colporteriez
  6. colporteraient
passé composé
  1. ai colporté
  2. as colporté
  3. a colporté
  4. avons colporté
  5. avez colporté
  6. ont colporté
divers
  1. colporte!
  2. colportez!
  3. colportons!
  5. colporté
  6. colportant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor colporter:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
klikken dénonciation; rapportage
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
colporteren colporter; faire du porte à porte
doorgeven colporter; faire circuler; rapporter; répandre; se faire l'écho de; transmettre faire circuler; faire passer; propager; remettre; transmettre
doorspelen colporter; faire circuler; rapporter; répandre; se faire l'écho de; transmettre
doorvertellen colporter; faire circuler; rapporter; répandre; se faire l'écho de; transmettre
huis-aan-huis-verkopen colporter; vendre porte-à-porte
klikken colporter; divulguer; déceler; dénoncer; moucharder; rapporter; trahir cafarder; cliquer sur; divulguer quelque chose; déceler; dénoncer; dénoncer quelqu'un; moucharder; rapporter; trahir
leuren colporter; vendre porte-à-porte
rondbrieven colporter; faire circuler; rapporter; répandre; se faire l'écho de; transmettre
rondvertellen colporter; faire circuler; rapporter; répandre; se faire l'écho de; transmettre
uitventen colporter; faire du porte à porte
venten colporter; vendre porte-à-porte
verklappen colporter; divulguer; déceler; dénoncer; moucharder; rapporter; trahir cafarder; dire sans réfléchir; divulguer quelque chose; déceler; dénoncer; dénoncer quelqu'un; dévoiler; lâcher; moucharder; rapporter; répandre; trahir
verklikken colporter; divulguer; déceler; dénoncer; moucharder; rapporter; trahir dénoncer; dénoncer quelqu'un; moucharder; rapporter; trahir
verlinken colporter; divulguer; déceler; dénoncer; moucharder; rapporter; trahir dénoncer; dénoncer quelqu'un; trahir
verraden colporter; divulguer; déceler; dénoncer; moucharder; rapporter; trahir dire sans réfléchir; divulguer quelque chose; dénoncer; dénoncer quelqu'un; dévoiler; lâcher; rapporter; répandre; trahir

Synoniemen voor "colporter":


Wiktionary: colporter

colporter
verb
  1. (overgankelijk) langs de huizen trachten te verkopen
Cross Translation:
FromToVia
• colporter → leuren; aan de deur verkopen ↔ peddle — to sell things, especially door to door

Computer vertaling door derden:






Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0349 seconde
Page rendered in 1.0 seconds