Overzicht
Frans naar Nederlands: Meer gegevens...
- code:
- coder:
-
Wiktionary:
- code → wetboek, code
- code → wetboek, code
- coder → coderen
- coder → vercijferen, coderen, versleutelen, encrypteren
Frans
Uitgebreide vertaling voor code (Frans) in het Nederlands
code:
-
le code
het winkelmerk
Vertaal Matrix voor code:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
winkelmerk | code |
Synoniemen voor "code":
Wiktionary: code
code
Cross Translation:
noun
code
-
Ensemble de loi renfermant un système de législation sur un sujet donné
- code → wetboek
noun
-
geheimschrift, versleuteling zoals bijv. een dagboekcode
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• code | → wetboek | ↔ code — body of law |
• code | → code | ↔ code — system of principles, rules or regulations |
code vorm van coder:
coder werkwoord (code, codes, codons, codez, codent, codais, codait, codions, codiez, codaient, codai, codas, coda, codâmes, codâtes, codèrent, coderai, coderas, codera, coderons, coderez, coderont)
-
coder (encoder)
Conjugations for coder:
Présent
- code
- codes
- code
- codons
- codez
- codent
imparfait
- codais
- codais
- codait
- codions
- codiez
- codaient
passé simple
- codai
- codas
- coda
- codâmes
- codâtes
- codèrent
futur simple
- coderai
- coderas
- codera
- coderons
- coderez
- coderont
subjonctif présent
- que je code
- que tu codes
- qu'il code
- que nous codions
- que vous codiez
- qu'ils codent
conditionnel présent
- coderais
- coderais
- coderait
- coderions
- coderiez
- coderaient
passé composé
- ai codé
- as codé
- a codé
- avons codé
- avez codé
- ont codé
divers
- code!
- codez!
- codons!
- codé
- codant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles
Vertaal Matrix voor coder:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
coderen | chiffrage | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
coderen | coder; encoder | encoder |
Synoniemen voor "coder":
Wiktionary: coder
coder
Cross Translation:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• coder | → vercijferen; coderen; versleutelen; encrypteren | ↔ encrypt — to conceal information by means of a code or cipher |