Frans

Uitgebreide vertaling voor claques (Frans) in het Nederlands

claques:

claques [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. la claques (coups de poing; coups; coups durs; gifles)
    de handtastelijkheden; de vuistslagen; de klappen; de opdonders

Vertaal Matrix voor claques:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
handtastelijkheden claques; coups; coups de poing; coups durs; gifles
klappen claques; coups; coups de poing; coups durs; gifles acclamation; applaudissement; battement de mains; boums; coups; coups secs; ovation
opdonders claques; coups; coups de poing; coups durs; gifles coups durs
vuistslagen claques; coups; coups de poing; coups durs; gifles
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
klappen acclamer; applaudir; avoir de la conversation; bavarder; cancaner; caqueter; causer; clapoter; dire; discuter; exploder; exploser; jacasser; jaser; papoter; parler; prononcer; raconter; éclater

claques vorm van claquer:

claquer werkwoord (claque, claques, claquons, claquez, )

  1. claquer
    dichtslaan
    • dichtslaan werkwoord (sla dicht, slaat dicht, sloeg dicht, sloegen dicht, dichtgeslagen)
  2. claquer
    dichtklappen
    • dichtklappen werkwoord (klap dicht, klapt dicht, klapte dicht, klapten dicht, dichtgeklapt)
  3. claquer (claquer la porte)
    dichtslaan; dichtwerpen
    • dichtslaan werkwoord (sla dicht, slaat dicht, sloeg dicht, sloegen dicht, dichtgeslagen)
    • dichtwerpen werkwoord (werp dicht, werpt dicht, wierp dicht, wierpen dicht, dichtgeworpen)
  4. claquer (battre; frapper; cliqueter; )
    aantikken; kloppen; tikken; aankloppen
    • aantikken werkwoord (tik aan, tikt aan, tikte aan, tikten aan, aangetikt)
    • kloppen werkwoord (klop, klopt, klopte, klopten, geklopt)
    • tikken werkwoord (tik, tikt, tikte, tikten, getikt)
    • aankloppen werkwoord (klop aan, klopt aan, klopte aan, klopten aan, aangeklopt)
  5. claquer (fermer brusquement)
    dichtgooien
    • dichtgooien werkwoord (gooi dicht, gooit dicht, gooide dicht, gooiden dicht, dichtgegooid)
  6. claquer (cliqueter; battre; tinter)
    klakken; kleppen
    • klakken werkwoord (klak, klakt, klakte, klakten, geklakt)
    • kleppen werkwoord (klep, klept, klepte, klepten, geklept)
  7. claquer (battre)
    klapperen
    • klapperen werkwoord (klapper, klappert, klapperde, klapperden, geklapperd)
  8. claquer (cliqueter)
    klepperen
    • klepperen werkwoord (klepper, kleppert, klepperde, klepperden, geklepperd)

Conjugations for claquer:

Présent
  1. claque
  2. claques
  3. claque
  4. claquons
  5. claquez
  6. claquent
imparfait
  1. claquais
  2. claquais
  3. claquait
  4. claquions
  5. claquiez
  6. claquaient
passé simple
  1. claquai
  2. claquas
  3. claqua
  4. claquâmes
  5. claquâtes
  6. claquèrent
futur simple
  1. claquerai
  2. claqueras
  3. claquera
  4. claquerons
  5. claquerez
  6. claqueront
subjonctif présent
  1. que je claque
  2. que tu claques
  3. qu'il claque
  4. que nous claquions
  5. que vous claquiez
  6. qu'ils claquent
conditionnel présent
  1. claquerais
  2. claquerais
  3. claquerait
  4. claquerions
  5. claqueriez
  6. claqueraient
passé composé
  1. ai claqué
  2. as claqué
  3. a claqué
  4. avons claqué
  5. avez claqué
  6. ont claqué
divers
  1. claque!
  2. claquez!
  3. claquons!
  4. claqué
  5. claquant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor claquer:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aankloppen acte de frapper à la porte
aantikken acte de toucher; acte de toucher légèrement
kleppen soupapes
kloppen battement
tikken tapes
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aankloppen battre; claquer; cliqueter; cogner; craqueter; frapper; heurter; taper; taper sur; toquer
aantikken battre; claquer; cliqueter; cogner; craqueter; frapper; heurter; taper; taper sur; toquer
dichtgooien claquer; fermer brusquement
dichtklappen claquer
dichtslaan claquer; claquer la porte
dichtwerpen claquer; claquer la porte
klakken battre; claquer; cliqueter; tinter
klapperen battre; claquer
kleppen battre; claquer; cliqueter; tinter
klepperen claquer; cliqueter
kloppen battre; claquer; cliqueter; cogner; craqueter; frapper; heurter; taper; taper sur; toquer concorder; correspondre; coïncider; frémir; palpiter; trembler; vibrer; être correct
tikken battre; claquer; cliqueter; cogner; craqueter; frapper; heurter; taper; taper sur; toquer cliquer (avec le stylet); dactylographier; taper; taper à la machine; écrire à la machine

Synoniemen voor "claquer":


Wiktionary: claquer

claquer
verb
  1. Faire un certain bruit aigu et éclatant.

Cross Translation:
FromToVia
claquer doorjagen blow — to squander
claquer toeslagen slam — To shut with sudden force so as to produce a shock and noise
claquer slaan whack — To hit, slap or strike