Overzicht
Frans naar Nederlands: Meer gegevens...
- chancelant:
-
Wiktionary:
- chancelant → wisselvallig, onzeker, wankel, onopgelost
Frans
Uitgebreide vertaling voor chancelant (Frans) in het Nederlands
chancelant:
-
chancelant (fluctuant; oscillant; vacillant)
fluctuerend; heen en weer bewegend-
fluctuerend bijvoeglijk naamwoord
-
heen en weer bewegend bijvoeglijk naamwoord
-
-
chancelant (vacillant; précaire; bancal; incertain; indécis; d'une façon incertaine)
-
chancelant (oscillant; vacillant)
-
chancelant (oscillant; fluctuant; vacillant)
schommelend-
schommelend bijvoeglijk naamwoord
-
-
chancelant (branlant; instable; croulant; cassable; cassant; délabré; inconstant; chevrotant)
krakkemikkig; zwak; wankel; gammel-
krakkemikkig bijvoeglijk naamwoord
-
zwak bijvoeglijk naamwoord
-
wankel bijvoeglijk naamwoord
-
gammel bijvoeglijk naamwoord
-
-
chancelant (branlant; instable; vacillant; titubant; inconstant)
-
chancelant (instable; labile; vacillant; branlant; inconstant; peu résistant; avec inconstance)
labiel; geestelijk onstabiel-
labiel bijvoeglijk naamwoord
-
geestelijk onstabiel bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor chancelant:
Synoniemen voor "chancelant":
Wiktionary: chancelant
chancelant
verb
-
Qui chancelle
- chancelant → wisselvallig
-
Mal assuré
-
Irrésolu
- chancelant → onopgelost