Home ->Woordenboeken ->Frans/Nederlands ->Vertaal certitude

Vertaal certitude van Frans naar Nederlands

Overzicht
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. certitude:
  2. Wiktionary:

Frans

Uitgebreide vertaling voor certitude (Frans) in het Nederlands

certitude:

certitude [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. la certitude (sûreté; assurance; fermeté)
    de zekerheid; de vastigheid; de vastheid; de stelligheid; gewisheid
  2. la certitude (confiance en soi; assurance de soi-même; assurance; aplomb)
    het zelfvertrouwen; de zelfverzekerdheid; de vastberadenheid; de zekerheid; de stelligheid
  3. la certitude (réalité; réel)
    de werkelijkheid; de realiteit
  4. la certitude (détermination; résolution; ténacité; )
    de vastberadenheid; de standvastigheid; de beslistheid
  5. la certitude (réalité)
    de wezenlijkheid

Vertaal Matrix voor certitude:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
beslistheid aplomb; assurance; assurance de soi-même; certitude; confiance en soi; constance; durabilité; détermination; fermeté; garantie; résolution; stabilité; sécurité; sûreté; sûreté de soi-même; ténacité détermination; fermeté; garantie; résolution
gewisheid assurance; certitude; fermeté; sûreté
realiteit certitude; réalité; réel
standvastigheid aplomb; assurance; assurance de soi-même; certitude; confiance en soi; constance; durabilité; détermination; fermeté; garantie; résolution; stabilité; sécurité; sûreté; sûreté de soi-même; ténacité
stelligheid aplomb; assurance; assurance de soi-même; certitude; confiance en soi; fermeté; sûreté détermination; fermeté; garantie; résolution
vastberadenheid aplomb; assurance; assurance de soi-même; certitude; confiance en soi; constance; durabilité; détermination; fermeté; garantie; résolution; stabilité; sécurité; sûreté; sûreté de soi-même; ténacité détermination; fermeté; garantie; résolution
vastheid assurance; certitude; fermeté; sûreté cohésion; consistance; consistence; fermeté; solidité; stabilité; ténacité
vastigheid assurance; certitude; fermeté; sûreté
werkelijkheid certitude; réalité; réel
wezenlijkheid certitude; réalité
zekerheid aplomb; assurance; assurance de soi-même; certitude; confiance en soi; fermeté; sûreté absolu
zelfvertrouwen aplomb; assurance; assurance de soi-même; certitude; confiance en soi
zelfverzekerdheid aplomb; assurance; assurance de soi-même; certitude; confiance en soi aplomb; assurance; confiance en soi

Synoniemen voor "certitude":


Wiktionary: certitude

Cross Translation:
FromToVia
• certitude → zekerheid ↔ certainty — state of being certain

Computer vertaling door derden:






Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0349 seconde
Page rendered in 1.0 seconds