Overzicht
Frans naar Nederlands: Meer gegevens...
-
briller:
- schijnen; licht geven; stralen; fonkelen; flikkeren; glanzen; sprankelen; twinkelen; oplichten; flitsen; lichten; schitteren; glinsteren; glitteren; glimmen; blinken; onderscheiden; overtreffen; excelleren; uitblinken; uitblinken boven; uitsteken; uitmunten; iets uitstralen; licht schijnen; licht uitzenden; blaken
- Wiktionary:
Frans
Uitgebreide vertaling voor briller (Frans) in het Nederlands
briller:
briller werkwoord (brille, brilles, brillons, brillez, brillent, brillais, brillait, brillions, brilliez, brillaient, brillai, brillas, brilla, brillâmes, brillâtes, brillèrent, brillerai, brilleras, brillera, brillerons, brillerez, brilleront)
-
briller (faire soleil; rayonner; illuminer; luire; donner de lumière)
-
briller (étinceler; resplendir)
-
briller (provoquer un éclat de lumière; foudroyer; fulgurer; donner des éclairs; faire des éclairs; jaillir; décharger)
-
briller
-
briller
-
briller (exceller; rayonner; étinceler; luire; scintiller; resplendir; reluire)
-
briller (scintiller; étinceler)
-
briller (luire; reluire)
-
briller (exceller)
onderscheiden; overtreffen; excelleren; uitblinken; uitblinken boven; uitsteken; schitteren; uitmunten-
excelleren werkwoord
-
uitblinken boven werkwoord (blink uit boven, blinkt uit boven, blonk uit boven, blonken uit boven, uitgeblonken boven)
-
briller (émettre qc; rayonner; resplendir; étinceler; luire; respirer qc)
-
briller (luire; rayonner; resplendir; étinceler)
-
briller (rayonner; être plein de vie; luire; resplendir; étinceler; être plein d'ardeur)
Conjugations for briller:
Présent
- brille
- brilles
- brille
- brillons
- brillez
- brillent
imparfait
- brillais
- brillais
- brillait
- brillions
- brilliez
- brillaient
passé simple
- brillai
- brillas
- brilla
- brillâmes
- brillâtes
- brillèrent
futur simple
- brillerai
- brilleras
- brillera
- brillerons
- brillerez
- brilleront
subjonctif présent
- que je brille
- que tu brilles
- qu'il brille
- que nous brillions
- que vous brilliez
- qu'ils brillent
conditionnel présent
- brillerais
- brillerais
- brillerait
- brillerions
- brilleriez
- brilleraient
passé composé
- ai brillé
- as brillé
- a brillé
- avons brillé
- avez brillé
- ont brillé
divers
- brille!
- brillez!
- brillons!
- brillé
- brillant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles
Vertaal Matrix voor briller:
Synoniemen voor "briller":
Wiktionary: briller
briller
Cross Translation:
verb
briller
-
(term, sens étymologique, désormais inusité) S’agiter, aller de-ci de-là, frétiller d’impatience.
- briller → blinken; glanzen; schijnen; schitteren
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• briller | → schitteren | ↔ glitter — to sparkle with light |
• briller | → glanzen; glitteren; glimmen | ↔ sheen — shine; glisten |
• briller | → schijnen; stralen | ↔ shine — to emit light |
• briller | → schijnen | ↔ scheinen — Licht aussenden |