Home ->Woordenboeken ->Frans/Nederlands ->Vertaal branler

Vertaal branler van Frans naar Nederlands

Overzicht

Frans naar Nederlands: Meer gegevens...

branler:
- zich aftrekken; aftrekken; loszitten; loshangen
Wiktionary:
- branler → rukken, wankelen, waggelen, aftrekken, wiebelen, masturberen

Frans

Uitgebreide vertaling voor branler (Frans) in het Nederlands

branler:

branler werkwoord (branle, branles, branlons, branlez, branlent, branlais, branlait, branlions, branliez, branlaient, branlai, branlas, branla, branlâmes, branlâtes, branlèrent, branlerai, branleras, branlera, branlerons, branlerez, branleront)

branler
zich aftrekken; aftrekken
- zich aftrekken werkwoord
- aftrekken werkwoord (trek af, trekt af, trok af, trokken af, afgetrokken)
branler (bouger; ne pas tenir; être mal fixé; être instable)
loszitten; loshangen
- loszitten werkwoord (zit los, zat los, zaten los, losgezeten)
- loshangen werkwoord (hang los, hangt los, hing los, hingen los, losgehangen)

Conjugations for branler:

Présent

branle
branles
branle
branlons
branlez
branlent

imparfait

branlais
branlais
branlait
branlions
branliez
branlaient

passé simple

branlai
branlas
branla
branlâmes
branlâtes
branlèrent

futur simple

branlerai
branleras
branlera
branlerons
branlerez
branleront

subjonctif présent

que je branle
que tu branles
qu'il branle
que nous branlions
que vous branliez
qu'ils branlent

conditionnel présent

branlerais
branlerais
branlerait
branlerions
branleriez
branleraient

passé composé

ai branlé
as branlé
a branlé
avons branlé
avez branlé
ont branlé

divers

branle!
branlez!
branlons!
branlé
branlant

1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor branler:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
aftrekken		distillation
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
aftrekken	branler	décompter; déduire; retenir; séparer l'un de l'autre; tirer
loshangen	bouger; branler; ne pas tenir; être instable; être mal fixé
loszitten	bouger; branler; ne pas tenir; être instable; être mal fixé
zich aftrekken	branler

Synoniemen voor "branler":

balancer; bercer; tanguer; dandiner; rouler; battre; ballotter; brimbaler; bringuebaler; bouger; remuer; broncher; ciller; déplacer; mouvoir; agiter; chanceler; tituber; vaciller; flageoler; basculer; osciller

Wiktionary: branler

Cross Translation:

From	To	Via
• branler	→ rukken	↔ jerk off — To masturbate
• branler	→ wankelen; waggelen	↔ teeter — tilt back and forth on an edge
• branler	→ aftrekken	↔ wank — transitive: to masturbate
• branler	→ wiebelen; wankelen	↔ wobble — move with an uneven or rocking motion
• branler	→ masturberen	↔ onanieren — sich sexuell selbst befriedigen

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van branler

se branler