Frans

Uitgebreide vertaling voor bousculer (Frans) in het Nederlands

bousculer:

bousculer werkwoord (bouscule, bouscules, bousculons, bousculez, )

  1. bousculer (renverser en marchant)
    omverlopen
    • omverlopen werkwoord (loop omver, loopt omver, liep omver, liepen omver, omver gelopen)
  2. bousculer (donner une poussée; repousser)
    afduwen
    • afduwen werkwoord (duw af, duwt af, duwde af, duwden af, afgeduwd)
  3. bousculer (pousser)
    duwen; dringen
    • duwen werkwoord (duw, duwt, duwde, duwden, geduwd)
    • dringen werkwoord (dring, dringt, drong, drongen, gedrongen)
  4. bousculer (repousser; éloigner en poussant; refouler)
    wegduwen; wegdrukken; wegschuiven; wegdringen
    • wegduwen werkwoord (duw weg, duwt weg, duwde weg, duwden weg, weggeduwd)
    • wegdrukken werkwoord (druk weg, drukt weg, drukte weg, drukten weg, weggedrukt)
    • wegschuiven werkwoord (schuif weg, schuift weg, schoof weg, schoven weg, weggeschoven)
    • wegdringen werkwoord (dring weg, dringt weg, drong weg, drongen weg, weggedrongen)
  5. bousculer (chavirer; basculer; renverser; bouleverser)
    omverslaan
    • omverslaan werkwoord (sla omver, slaat omver, sloeg omver, sloegen omver, omver geslagen)
  6. bousculer (harceler; presser; talonner)
    omwoelen
    • omwoelen werkwoord (woel om, woelt om, woelde om, woelden om, omgewoeld)
  7. bousculer (renverser; faire tomber)
    omstoten; omduwen; omverstoten
    • omstoten werkwoord (stoot om, stootte om, stootten om, omgestoten)
    • omduwen werkwoord (duw om, duwt om, duwde om, duwden om, omgeduwd)
    • omverstoten werkwoord (stoot omver, stootte omver, stootten omver, omver gestoten)

Conjugations for bousculer:

Présent
  1. bouscule
  2. bouscules
  3. bouscule
  4. bousculons
  5. bousculez
  6. bousculent
imparfait
  1. bousculais
  2. bousculais
  3. bousculait
  4. bousculions
  5. bousculiez
  6. bousculaient
passé simple
  1. bousculai
  2. bousculas
  3. bouscula
  4. bousculâmes
  5. bousculâtes
  6. bousculèrent
futur simple
  1. bousculerai
  2. bousculeras
  3. bousculera
  4. bousculerons
  5. bousculerez
  6. bousculeront
subjonctif présent
  1. que je bouscule
  2. que tu bouscules
  3. qu'il bouscule
  4. que nous bousculions
  5. que vous bousculiez
  6. qu'ils bousculent
conditionnel présent
  1. bousculerais
  2. bousculerais
  3. bousculerait
  4. bousculerions
  5. bousculeriez
  6. bousculeraient
passé composé
  1. ai bousculé
  2. as bousculé
  3. a bousculé
  4. avons bousculé
  5. avez bousculé
  6. ont bousculé
divers
  1. bouscule!
  2. bousculez!
  3. bousculons!
  4. bousculé
  5. bousculant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor bousculer:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
duwen fait de bourrer de coups
wegschuiven glissement
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afduwen bousculer; donner une poussée; repousser
dringen bousculer; pousser
duwen bousculer; pousser avancer; pousser; pousser devant soi; pousser en avant
omduwen bousculer; faire tomber; renverser
omstoten bousculer; faire tomber; renverser
omverlopen bousculer; renverser en marchant
omverslaan basculer; bouleverser; bousculer; chavirer; renverser
omverstoten bousculer; faire tomber; renverser
omwoelen bousculer; harceler; presser; talonner
wegdringen bousculer; refouler; repousser; éloigner en poussant
wegdrukken bousculer; refouler; repousser; éloigner en poussant
wegduwen bousculer; refouler; repousser; éloigner en poussant
wegschuiven bousculer; refouler; repousser; éloigner en poussant

Synoniemen voor "bousculer":


Wiktionary: bousculer

bousculer
verb
  1. (familier, fr) mettre sens dessus dessous.

Cross Translation:
FromToVia
bousculer bruuskeren; omverduwen jostle — bump into or brush against while in motion
bousculer verdringen; drummen jostle — move through by pushing and shoving
bousculer uiteen duwen schubsen — leicht anstoßen

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van bousculer