Home ->Woordenboeken ->Frans/Nederlands ->Vertaal bouillir

Vertaal bouillir van Frans naar Nederlands

Overzicht

Frans naar Nederlands: Meer gegevens...

bouillir:
- zieden; koken van woede
Wiktionary:
- bouillir → borrelen, koken, op het kookpunt zijn, zieden
- bouillir → aan de kook brengen, koken

Frans

Uitgebreide vertaling voor bouillir (Frans) in het Nederlands

bouillir:

bouillir werkwoord (bous, bout, bouillons, bouillez, bouillent, bouillais, bouillait, bouillions, bouilliez, bouillaient, bouillis, bouillit, bouillîmes, bouillîtes, bouillirent, bouillirai, bouilliras, bouillira, bouillirons, bouillirez, bouilliront)

bouillir (cuire; entrer en ébullition; être en ébullition)
zieden; koken van woede
- zieden werkwoord (zied, ziedt, ziedde, ziedden, gezoden)
- koken van woede werkwoord

Conjugations for bouillir:

Présent

bous
bous
bout
bouillons
bouillez
bouillent

imparfait

bouillais
bouillais
bouillait
bouillions
bouilliez
bouillaient

passé simple

bouillis
bouillis
bouillit
bouillîmes
bouillîtes
bouillirent

futur simple

bouillirai
bouilliras
bouillira
bouillirons
bouillirez
bouilliront

subjonctif présent

que je bouille
que tu bouilles
qu'il bouille
que nous bouillions
que vous bouilliez
qu'ils bouillent

conditionnel présent

bouillirais
bouillirais
bouillirait
bouillirions
bouilliriez
bouilliraient

passé composé

ai bouilli
as bouilli
a bouilli
avons bouilli
avez bouilli
ont bouilli

divers

bous!
bouillez!
bouillons!
bouilli
bouillant

1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor bouillir:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
zieden		ébulition
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
koken van woede	bouillir; cuire; entrer en ébullition; être en ébullition
zieden	bouillir; cuire; entrer en ébullition; être en ébullition

Synoniemen voor "bouillir":

bouillonner; cuire; frémir; mijoter; mitonner; bouillotter; cuisiner; rôtir; chauffer; griller; rissoler; brûler; calciner; sécher; fricasser; fermenter; lever; travailler; gonfler; paniquant; bouille; bouilleur; bouilli; bouillie; bouilloire; bouillon; bouillon-blanc; bouillonnant; bouillonnement

Wiktionary: bouillir

bouillir

verb

Être dans l’état d’ébullition. Se dit proprement des liquides, lorsque la chaleur ou la fermentation y produit un mouvement et qu’il se forme des bulles à la surface.
- bouillir → borrelen; koken; op het kookpunt zijn; zieden

bouillir

verb

vloeistof verwarmen totdat er zich in de hele vloeistof bellen vormen die naar boven stijgen en openspringen
- koken → bouillir

Cross Translation:

From	To	Via
• bouillir	→ aan de kook brengen; koken	↔ boil — heat (a liquid) until it begins to turn into a gas
• bouillir	→ koken	↔ boil — begin to turn into a gas

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van bouillir