Overzicht
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. bouffir:
  2. Wiktionary:


Frans

Uitgebreide vertaling voor bouffir (Frans) in het Nederlands

bouffir:

bouffir werkwoord

  1. bouffir (enfler; étendre; gonfler; )
    uitdijen; uitzwellen
    • uitdijen werkwoord (dij uit, dijt uit, dijde uit, dijden uit, uitgedijd)
    • uitzwellen werkwoord

Vertaal Matrix voor bouffir:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
uitdijen accrue; croissance
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
uitdijen bouffir; enfler; gonfler; grossir; s'amplifier; s'enfler; se dilater; se gonfler; étaler; étendre agrandir; construire; construire en plus; développer; enfler; gonfler; grossir; lever; prendre de l'ampleur; prendre de l'expansion; prendre du poids; rajouter une aile; s'amplifier; s'enfler; se dilater; élargir; étendre; évaser
uitzwellen bouffir; enfler; gonfler; grossir; s'amplifier; s'enfler; se dilater; se gonfler; étaler; étendre

Synoniemen voor "bouffir":


Wiktionary: bouffir


Cross Translation:
FromToVia
bouffir volpompen; opblazen bloat — to fill soft substance with gas, water, etc