Overzicht
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. bonus:
  2. Wiktionary:


Frans

Uitgebreide vertaling voor bonus (Frans) in het Nederlands

bonus:

bonus [le ~] zelfstandig naamwoord

  1. le bonus (surplus; supplément; prime)
    het surplus; het teveel; het overschot; het agio; de rest; het exces
    • surplus [het ~] zelfstandig naamwoord
    • teveel [het ~] zelfstandig naamwoord
    • overschot [het ~] zelfstandig naamwoord
    • agio [het ~] zelfstandig naamwoord
    • rest [de ~] zelfstandig naamwoord
    • exces [het ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor bonus:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
agio bonus; prime; supplément; surplus
exces bonus; prime; supplément; surplus abondance; caroncule; débordement; excentricité; excroissance; excès; excédent; extravagance; immodération; protubérance; surplus
overschot bonus; prime; supplément; surplus restant; reste; résidu
rest bonus; prime; supplément; surplus restant; reste; résidu
surplus bonus; prime; supplément; surplus abondance; débordement; excès; excédent; surplus
teveel bonus; prime; supplément; surplus abondance; débordement; excès; excédent; surplus

Synoniemen voor "bonus":


Wiktionary: bonus

bonus
noun
  1. prime.