Home ->Woordenboeken ->Frans/Nederlands ->Vertaal bondir

Vertaal bondir van Frans naar Nederlands

Overzicht
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. bondir:
  2. Wiktionary:

Frans

Uitgebreide vertaling voor bondir (Frans) in het Nederlands

bondir:

bondir werkwoord (bondis, bondit, bondissons, bondissez, )

  1. bondir (sauter)
    springen; een sprongetje maken
  2. bondir (sauter en l'air; faire un bond)
    springen; opspringen
    • springen werkwoord (spring, springt, sprong, sprongen, gesprongen)
    • opspringen werkwoord (spring op, springt op, sprong op, sprongen op, opgesprongen)
  3. bondir (décoller; monter; se hisser; )
    opstijgen; omhoogkomen; opvliegen
    • opstijgen werkwoord (stijg op, stijgt op, steeg op, stegen op, opgestegen)
    • omhoogkomen werkwoord (kom omhoog, komt omhoog, kwam omhoog, kwamen omhoog, omhooggekomen)
    • opvliegen werkwoord (vlieg op, vliegt op, vloog op, vlogen op, opgevlogen)
  4. bondir (s'emporter; s'envoler; s'élever)
    opvliegen; opstuiven
    • opvliegen werkwoord (vlieg op, vliegt op, vloog op, vlogen op, opgevlogen)
    • opstuiven werkwoord (stuif op, stuift op, stoof op, stoven op, opgestoven)

Conjugations for bondir:

Présent
  1. bondis
  2. bondis
  3. bondit
  4. bondissons
  5. bondissez
  6. bondissent
imparfait
  1. bondissais
  2. bondissais
  3. bondissait
  4. bondissions
  5. bondissiez
  6. bondissaient
passé simple
  1. bondis
  2. bondis
  3. bondit
  4. bondîmes
  5. bondîtes
  6. bondirent
futur simple
  1. bondirai
  2. bondiras
  3. bondira
  4. bondirons
  5. bondirez
  6. bondiront
subjonctif présent
  1. que je bondisse
  2. que tu bondisses
  3. qu'il bondisse
  4. que nous bondissions
  5. que vous bondissiez
  6. qu'ils bondissent
conditionnel présent
  1. bondirais
  2. bondirais
  3. bondirait
  4. bondirions
  5. bondiriez
  6. bondiraient
passé composé
  1. ai bondi
  2. as bondi
  3. a bondi
  4. avons bondi
  5. avez bondi
  6. ont bondi
divers
  1. bondis!
  2. bondissez!
  3. bondissons!
  5. bondi
  6. bondissant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor bondir:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
omhoogkomen monter; prendre l'air; prendre son vol; s'élever
opstijgen monter; prendre l'air; prendre son vol; s'élever
opstuiven prendre la mouche; s'emportage
opvliegen prendre la mouche; s'emportage
springen saut à terre
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
een sprongetje maken bondir; sauter
omhoogkomen bondir; dresser; décoller; monter; prendre de la hauteur; s'envoler; s'élever; se hisser; se retrouver au-dessus de; élever dresser; lever; monter; relever; réapparaître à la surface; s'élever; se dresser; se lever; se mettre debout
opspringen bondir; faire un bond; sauter en l'air
opstijgen bondir; dresser; décoller; monter; prendre de la hauteur; s'envoler; s'élever; se hisser; se retrouver au-dessus de; élever monter en l'air; s'envoler; s'élever; se dresser
opstuiven bondir; s'emporter; s'envoler; s'élever
opvliegen bondir; dresser; décoller; monter; prendre de la hauteur; s'emporter; s'envoler; s'élever; se hisser; se retrouver au-dessus de; élever s'envoler
springen bondir; faire un bond; sauter; sauter en l'air crevasser; crever; exploder; exploser; faire explosion; fendre; péter; se fendre; se fissurer; se fêler; se gercer; éclater; éclater en morceaux

Synoniemen voor "bondir":


Wiktionary: bondir

bondir
verb
  1. in de hoogte springen
Cross Translation:
FromToVia
• bondir → springen ↔ bound — to leap
• bondir → huppen; wippen; springen ↔ leap — to jump

Verwante vertalingen van bondir







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0941 seconde
Page rendered in 1.0 seconds