Home ->Woordenboeken ->Frans/Nederlands ->Vertaal bave

Vertaal bave van Frans naar Nederlands

Overzicht

Frans naar Nederlands: Meer gegevens...

bave:
- slijm; kwijl; slijmachtig speeksel; speeksel; spog; spuug
baver:
- kwijlen; zeveren
Wiktionary:
- bave → kwijl, speeksel, zever
- bave → speeksel, kwijl
- baver → kwijlen, speeksel afscheiden, zabberen, zeveren
- baver → zeveren, kwijlen, zabberen

Frans

Uitgebreide vertaling voor bave (Frans) in het Nederlands

bave:

bave [la ~] zelfstandig naamwoord

la bave
de slijm
- slijm [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
la bave
de kwijl; slijmachtig speeksel
- kwijl [de ~] zelfstandig naamwoord
- slijmachtig speeksel [znw.] zelfstandig naamwoord
la bave (salive; crachats)
het speeksel; spog; de kwijl; het spuug
- speeksel [het ~] zelfstandig naamwoord
- spog [znw.] zelfstandig naamwoord
- kwijl [de ~] zelfstandig naamwoord
- spuug [het ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor bave:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
kwijl	bave; crachats; salive
slijm	bave
slijmachtig speeksel	bave
speeksel	bave; crachats; salive
spog	bave; crachats; salive
spuug	bave; crachats; salive

Synoniemen voor "bave":

écume; mucus; salive; venin; mousse; bouillonnement; sueur; crachat; postillon

Wiktionary: bave

bave

noun

salive épaisse et visqueux qui découler de la bouche.
- bave → kwijl; speeksel; zever

Cross Translation:

From	To	Via
• bave	→ speeksel; kwijl	↔ drivel — saliva, drool

baver:

baver werkwoord (bave, baves, bavons, bavez, bavent, bavais, bavait, bavions, baviez, bavaient, bavai, bavas, bava, bavâmes, bavâtes, bavèrent, baverai, baveras, bavera, baverons, baverez, baveront)

baver (papoter; bavarder; radoter; bredouiller; rabâcher; jacasser; caqueter; parler dans le vide)
kwijlen; zeveren
- kwijlen werkwoord (kwijl, kwijlt, kwijlde, kwijlden, gekwijld)
- zeveren werkwoord (zever, zevert, zeverde, zeverden, gezeverd)

Conjugations for baver:

Présent

bave
baves
bave
bavons
bavez
bavent

imparfait

bavais
bavais
bavait
bavions
baviez
bavaient

passé simple

bavai
bavas
bava
bavâmes
bavâtes
bavèrent

futur simple

baverai
baveras
bavera
baverons
baverez
baveront

subjonctif présent

que je bave
que tu baves
qu'il bave
que nous bavions
que vous baviez
qu'ils bavent

conditionnel présent

baverais
baverais
baverait
baverions
baveriez
baveraient

passé composé

ai bavé
as bavé
a bavé
avons bavé
avez bavé
ont bavé

divers

bave!
bavez!
bavons!
bavé
bavant

1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor baver:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
kwijlen		action de baver
zeveren		bavardage; radotage
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
kwijlen	bavarder; baver; bredouiller; caqueter; jacasser; papoter; parler dans le vide; rabâcher; radoter
zeveren	bavarder; baver; bredouiller; caqueter; jacasser; papoter; parler dans le vide; rabâcher; radoter	baragouiner; cancaner; caqueter; dire des bêtises; jacasser; papoter; parler dans le vide; radoter

Synoniemen voor "baver":

saliver; couler; écumer; béer; déborder

Wiktionary: baver

baver

verb

jeter de la bave.
- baver → kwijlen; speeksel afscheiden; zabberen; zeveren

baver

verb

een vloed van speeksel dat uit de mond loopt
- kwijlen → baver

Cross Translation:

From	To	Via
• baver	→ zeveren; kwijlen	↔ dribble — to let saliva drip from the mouth
• baver	→ kwijlen	↔ drivel — to have saliva drip from the mouth
• baver	→ kwijlen; zabberen	↔ slaver — to drool saliva
• baver	→ kwijlen	↔ slobber — To allow saliva or liquid to run from one's mouth
• baver	→ kwijlen	↔ geifern — Speichel aus dem Mund fließen lassen