Overzicht
Frans naar Nederlands: Meer gegevens...
- bavarde:
-
bavarder:
- kletsen; bomen; spreken; wauwelen; praten; babbelen; kwebbelen; zwammen; kakelen; kwetteren; klappen; kwekken; snateren; converseren; in contact staan; een conversatie hebben; communiceren; kouten; leuteren; raaskallen; onzin verkopen; ijlen; wartaal spreken; onzin uitkramen; kwijlen; zeveren; keuvelen; verpraten; verbabbelen
- Wiktionary:
Frans
Uitgebreide vertaling voor bavarde (Frans) in het Nederlands
bavarde:
-
bavarde (bavard)
kletslustig-
kletslustig bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor bavarde:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
babbelaarster | bavarde; perruche; rabâcheuse; radoteur; radoteuse | |
flapuit | bavard; bavarde; bavardeur | |
kletskous | bavarde; perruche; rabâcheuse; radoteur; radoteuse | bavard; bavardeur; causeur; commère; concierge; jacasseur; personne qui parle dans le vide; pipelette; rabâcheur; radoteur |
kletstante | bavarde; perruche; rabâcheuse; radoteur; radoteuse | |
leuteraarster | bavarde; perruche; rabâcheuse; radoteur; radoteuse | |
leuterkous | bavarde; perruche; rabâcheuse; radoteur; radoteuse | emmerdeur; emmerdeuse; radoteur; radoteuse; raseur |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
flapuit | babillard; bavard; indiscret; indiscrètement; jaseur; loguace; volubile | |
kletslustig | bavard; bavarde |
Synoniemen voor "bavarde":
bavarder:
bavarder werkwoord (bavarde, bavardes, bavardons, bavardez, bavardent, bavardais, bavardait, bavardions, bavardiez, bavardaient, bavardai, bavardas, bavarda, bavardâmes, bavardâtes, bavardèrent, bavarderai, bavarderas, bavardera, bavarderons, bavarderez, bavarderont)
-
bavarder (jaser)
-
bavarder (discuter; parler; dire; raconter; papoter; caqueter; clapoter; jacasser; causer; avoir de la conversation; jaser; cancaner; prononcer)
-
bavarder (converser; discuter; être en conversation; causer)
-
bavarder (avoir de la conversation; parler; communiquer; être en contact avec; faire un discours; discuter; causer)
spreken; praten; in contact staan; een conversatie hebben; communiceren-
spreken werkwoord
-
in contact staan werkwoord (sta in contact, staat in contact, stond in contact, stonden in contact, in contact gestaan)
-
een conversatie hebben werkwoord (heb een conversatie, hebt een conversatie, heeft een conversatie, had een conversatie, hadden een conversatie, een conversatie gehad)
-
-
bavarder (causer)
-
bavarder (rabâcher)
-
bavarder
raaskallen; kletsen; onzin verkopen; ijlen; wartaal spreken; onzin uitkramen-
onzin verkopen werkwoord (verkoop onzin, verkoopt onzin, verkocht onzin, verkochten onzin, onzin verkocht)
-
wartaal spreken werkwoord
-
onzin uitkramen werkwoord
-
bavarder (papoter; baver; radoter; bredouiller; rabâcher; jacasser; caqueter; parler dans le vide)
-
bavarder (causer; parler dans le vide)
-
bavarder (perdre son temps à causer)
Conjugations for bavarder:
Présent
- bavarde
- bavardes
- bavarde
- bavardons
- bavardez
- bavardent
imparfait
- bavardais
- bavardais
- bavardait
- bavardions
- bavardiez
- bavardaient
passé simple
- bavardai
- bavardas
- bavarda
- bavardâmes
- bavardâtes
- bavardèrent
futur simple
- bavarderai
- bavarderas
- bavardera
- bavarderons
- bavarderez
- bavarderont
subjonctif présent
- que je bavarde
- que tu bavardes
- qu'il bavarde
- que nous bavardions
- que vous bavardiez
- qu'ils bavardent
conditionnel présent
- bavarderais
- bavarderais
- bavarderait
- bavarderions
- bavarderiez
- bavarderaient
passé composé
- ai bavardé
- as bavardé
- a bavardé
- avons bavardé
- avez bavardé
- ont bavardé
divers
- bavarde!
- bavardez!
- bavardons!
- bavardé
- bavardant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles
Vertaal Matrix voor bavarder:
Synoniemen voor "bavarder":
Wiktionary: bavarder
bavarder
bavarder
Cross Translation:
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• bavarder | → babbelen; kletsen | ↔ babble — to talk much |
• bavarder | → kletsen; babbelen | ↔ chat — be engaged in informal conversation |
• bavarder | → kwebbelen; kletsen | ↔ chatter — talk idly |
• bavarder | → babbelen; kletsen; zeveren; zwetsen | ↔ gossip — to talk idly |
• bavarder | → babbelen | ↔ prate — to talk much, to chatter |
• bavarder | → praten | ↔ prattle — to talk incessantly; to babble |
• bavarder | → praten; spreken; overleggen | ↔ talk — to communicate by speech |