Bandit in het Nederlands vertaald uit het Frans

Overzicht

Frans naar Nederlands: Meer gegevens...

bandit:
- delinquent; crimineel; misdadiger; snoodaard; bandiet; boosdoener; slechtaard; booswicht; onverlaat; aanvaller; overvaller; galgentronie; boef; galgenbrok; snaak; schurk; schobbejak; fielt; rover; struikrover
Wiktionary:
- bandit → bandiet, boef
- bandit → bandiet, rover, gangster, schoelie, schurk

Frans

Uitgebreide vertaling voor bandit (Frans) in het Nederlands

bandit:

bandit [le ~] zelfstandig naamwoord

le bandit (criminel; délinquant; malfaiteur; malfrat)
de delinquent; de crimineel; de misdadiger
- delinquent [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- crimineel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- misdadiger [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
le bandit (coquin; malfaiteur; brigand; criminel; réprouvé; taquin; gangster)
de snoodaard; de bandiet; de boosdoener; de slechtaard; de booswicht; de onverlaat
- snoodaard [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- bandiet [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- boosdoener [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- slechtaard [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- booswicht [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- onverlaat [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
le bandit (agresseur; attaquant; brigand; voleur; pillard)
de aanvaller; de overvaller
- aanvaller [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- overvaller [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
le bandit (truand; coquin; voyou; malfrat; gredin; délinquant)
galgentronie; de boef; de galgenbrok; de snaak
- galgentronie [znw.] zelfstandig naamwoord
- boef [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- galgenbrok [de ~] zelfstandig naamwoord
- snaak [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
le bandit (brigand; coquin; voyou; canaille; malfrat; vaurien; criminel; fripon; sacripant; polissonne; truand; jeune délinquant; polisson; scélérat; délinquant; crapule; garnement; fripouille; gredin; mauvais garnement)
de schurk; de schobbejak; de fielt; de boef
- schurk [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- schobbejak [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- fielt [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- boef [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
le bandit (voleur de grand chemin; brigand; voleur)
de rover; de struikrover
- rover [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- struikrover [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor bandit:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
aanvaller	agresseur; attaquant; bandit; brigand; pillard; voleur	agresseur; assaillant; attaquant; avant; avant de pointe
bandiet	bandit; brigand; coquin; criminel; gangster; malfaiteur; réprouvé; taquin
boef	bandit; brigand; canaille; coquin; crapule; criminel; délinquant; fripon; fripouille; garnement; gredin; jeune délinquant; malfrat; mauvais garnement; polisson; polissonne; sacripant; scélérat; truand; vaurien; voyou
boosdoener	bandit; brigand; coquin; criminel; gangster; malfaiteur; réprouvé; taquin
booswicht	bandit; brigand; coquin; criminel; gangster; malfaiteur; réprouvé; taquin
crimineel	bandit; criminel; délinquant; malfaiteur; malfrat
delinquent	bandit; criminel; délinquant; malfaiteur; malfrat
fielt	bandit; brigand; canaille; coquin; crapule; criminel; délinquant; fripon; fripouille; garnement; gredin; jeune délinquant; malfrat; mauvais garnement; polisson; polissonne; sacripant; scélérat; truand; vaurien; voyou	animal; brigand; canaille; cochon; con; coquin; crapule; faux jeton; fripon; fripouille; gredin; laideron; misérable; polisson; salaud; vilain type
galgenbrok	bandit; coquin; délinquant; gredin; malfrat; truand; voyou	pendard
galgentronie	bandit; coquin; délinquant; gredin; malfrat; truand; voyou
misdadiger	bandit; criminel; délinquant; malfaiteur; malfrat
onverlaat	bandit; brigand; coquin; criminel; gangster; malfaiteur; réprouvé; taquin
overvaller	agresseur; attaquant; bandit; brigand; pillard; voleur
rover	bandit; brigand; voleur; voleur de grand chemin	brigand; cambrioleur; voleur
schobbejak	bandit; brigand; canaille; coquin; crapule; criminel; délinquant; fripon; fripouille; garnement; gredin; jeune délinquant; malfrat; mauvais garnement; polisson; polissonne; sacripant; scélérat; truand; vaurien; voyou	canaille; chien; con; crapule; méchant; salaud; salop; salopard
schurk	bandit; brigand; canaille; coquin; crapule; criminel; délinquant; fripon; fripouille; garnement; gredin; jeune délinquant; malfrat; mauvais garnement; polisson; polissonne; sacripant; scélérat; truand; vaurien; voyou	canaille; casse-cul; charogne; coquin; emmerdeur; misérable; sale type
slechtaard	bandit; brigand; coquin; criminel; gangster; malfaiteur; réprouvé; taquin
snaak	bandit; coquin; délinquant; gredin; malfrat; truand; voyou	bouffon; clown; comique; comédien; espiègle; farceur; gaillard; misérable; paillasse; plaisantin
snoodaard	bandit; brigand; coquin; criminel; gangster; malfaiteur; réprouvé; taquin
struikrover	bandit; brigand; voleur; voleur de grand chemin
Bijvoeglijk Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
crimineel		criminel

Synoniemen voor "bandit":

brigand; cambrioleur; canaille; chenapan; coupe-jarret; crapule; crocheteur; écorcheur; écumeur; escarpe; escroc; filou; forban; vaurien; garnement; sacripant; gredin; galopin; coquin; clephte; coquillard; pirate; gangster; hors-la-loi; desperado; outlaw; malandrin; voleur; malfaiteur; criminel; assassin; scélérat; truand; malfrat; requin; squale; déloyal; infidèle; perfide; traître; félon; renégat; fripon; dévoyé; arsouille; vermine; nervi

Wiktionary: bandit

bandit

noun

een schurk of misdadiger
- bandiet → bandit
1.iemand die zich onbehoorlijk of misdadig gedraagt
- boef → bandit; voyou

Cross Translation:

From	To	Via
• bandit	→ bandiet; rover	↔ brigand — bandit
• bandit	→ gangster	↔ gangster — street gang member
• bandit	→ rover	↔ robber — one who robs
• bandit	→ schoelie; schurk	↔ thug — a criminal who treats others violently or roughly

Vertaal bandit van Frans naar Nederlands

Uitgebreide vertaling voor bandit (Frans) in het Nederlands

bandit:

bandit [le ~] zelfstandig naamwoord

le bandit (criminel; délinquant; malfaiteur; malfrat)

le bandit (coquin; malfaiteur; brigand; criminel; réprouvé; taquin; gangster)

le bandit (agresseur; attaquant; brigand; voleur; pillard)

le bandit (truand; coquin; voyou; malfrat; gredin; délinquant)

le bandit (brigand; coquin; voyou; canaille; malfrat; vaurien; criminel; fripon; sacripant; polissonne; truand; jeune délinquant; polisson; scélérat; délinquant; crapule; garnement; fripouille; gredin; mauvais garnement)

le bandit (voleur de grand chemin; brigand; voleur)

Vertaal Matrix voor bandit:

Synoniemen voor "bandit":

Wiktionary: bandit