Overzicht
Frans naar Nederlands: Meer gegevens...
-
banal:
- banaal; triviaal; vunzig; laag-bij-de-grond; schunnig; grof; lomp; platvloers; plat; gebruikelijk; courant; gangbaar; gewoon; weinig; minimaal; gering; miniem; minste; luttel; vulgair; ordinair; onbelangrijk; futiel; nietsbetekenend; weinigzeggend; onbenullig; onbetekenend; onbeduidend; nietszeggend; alledaagse; hol; inhoudsloos; leeg
-
Wiktionary:
- banal → afgezaagd, alledaags, banaal, gewoontjes, nietszeggend, plat
- banal → banaal, gewoontjes, versleten, afgezaagd, saai, onopmerkelijk, ordinair
Frans
Uitgebreide vertaling voor banal (Frans) in het Nederlands
banal:
-
banal (crapuleux; méchant; grossier; ignoblement; grossière; cochon; vilain; infâme; bas; basse; dégueulasse; ignoble; méprisable; malpropre; crapuleusement; sale; vulgaire; vil; infect; trivial; grossièrement; bassement)
banaal; triviaal; vunzig; laag-bij-de-grond; schunnig; grof; lomp; platvloers; plat-
banaal bijvoeglijk naamwoord
-
triviaal bijvoeglijk naamwoord
-
vunzig bijvoeglijk naamwoord
-
laag-bij-de-grond bijvoeglijk naamwoord
-
schunnig bijvoeglijk naamwoord
-
grof bijvoeglijk naamwoord
-
lomp bijvoeglijk naamwoord
-
platvloers bijvoeglijk naamwoord
-
plat bijvoeglijk naamwoord
-
-
banal (courant; commun; normal; habituel; mondain; usuel; à la mode; dernier cri; généralement admis; de mise; vendable; ayant cours; négociable; d'usage)
gebruikelijk; courant; gangbaar; gewoon-
gebruikelijk bijvoeglijk naamwoord
-
courant bijvoeglijk naamwoord
-
gangbaar bijvoeglijk naamwoord
-
gewoon bijvoeglijk naamwoord
-
-
banal (minime; minimal; négligeable; au minimum; quelques; insignifiant; futile; sans importance; peu important; de peu d'importance)
-
banal (vulgaire; ordinaire; grossier; vulgairement; populaire; populacier; commun; trivial; d'une façon vulgaire)
vulgair; grof; ordinair; platvloers; plat-
vulgair bijvoeglijk naamwoord
-
grof bijvoeglijk naamwoord
-
ordinair bijvoeglijk naamwoord
-
platvloers bijvoeglijk naamwoord
-
plat bijvoeglijk naamwoord
-
-
banal (trivial; insignifiant; futile; trivialement)
triviaal; onbelangrijk; futiel; nietsbetekenend; weinigzeggend; onbenullig; onbetekenend; onbeduidend; nietszeggend-
triviaal bijvoeglijk naamwoord
-
onbelangrijk bijvoeglijk naamwoord
-
futiel bijvoeglijk naamwoord
-
nietsbetekenend bijvoeglijk naamwoord
-
weinigzeggend bijvoeglijk naamwoord
-
onbenullig bijvoeglijk naamwoord
-
onbetekenend bijvoeglijk naamwoord
-
onbeduidend bijvoeglijk naamwoord
-
nietszeggend bijvoeglijk naamwoord
-
-
banal (ordinaire; indifférent)
alledaagse-
alledaagse bijvoeglijk naamwoord
-
-
banal (grossier; vulgaire; grossière; trivial; grossièrement)
grof; platvloers; laag-bij-de-grond; vunzig; lomp; plat; schunnig-
grof bijvoeglijk naamwoord
-
platvloers bijvoeglijk naamwoord
-
laag-bij-de-grond bijvoeglijk naamwoord
-
vunzig bijvoeglijk naamwoord
-
lomp bijvoeglijk naamwoord
-
plat bijvoeglijk naamwoord
-
schunnig bijvoeglijk naamwoord
-
-
banal (vide de sens; creux)
nietszeggend; hol; inhoudsloos; leeg-
nietszeggend bijvoeglijk naamwoord
-
hol bijvoeglijk naamwoord
-
inhoudsloos bijvoeglijk naamwoord
-
leeg bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor banal:
Synoniemen voor "banal":
Wiktionary: banal
banal
Cross Translation:
adjective
banal
-
(figuré) Qui se met à la disposition de tout le monde.
- banal → afgezaagd; alledaags; banaal; gewoontjes; nietszeggend; plat
adjective
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• banal | → banaal | ↔ banal — common |
• banal | → gewoontjes | ↔ pedestrian — ordinary |
• banal | → versleten; afgezaagd; banaal | ↔ trite — worn out; hackneyed; used so many times that it is no longer interesting or effective |
• banal | → saai; onopmerkelijk; ordinair | ↔ unprepossessing — unimpressive or unremarkable; dull and ordinary; nondescript. |