Uitgebreide vertaling voor balayer (Frans) in het Nederlands
balayer:
-
balayer
vegen
-
vegen
werkwoord
(veeg, veegt, veegde, veegden, geveegd)
-
balayer
bezemen
-
bezemen
werkwoord
(bezem, bezemt, bezemde, bezemden, gebezemd)
-
balayer
opvegen
-
opvegen
werkwoord
(veeg op, veegt op, veegde op, veegden op, opgeveegd)
-
leiden;
begeleiden;
voeren;
meevoeren
-
leiden
werkwoord
(leid, leidt, leidde, leidden, geleid)
-
begeleiden
werkwoord
(begeleid, begeleidt, begeleidde, begeleidden, begeleid)
-
voeren
werkwoord
(voer, voert, voerde, voerden, gevoerd)
-
meevoeren
werkwoord
(voer mee, voert mee, voerde mee, voerden mee, meegevoerd)
-
vegen;
wegvegen;
afvegen
-
vegen
werkwoord
(veeg, veegt, veegde, veegden, geveegd)
-
wegvegen
werkwoord
(veeg weg, veegt weg, veegde weg, veegden weg, weggeveegd)
-
afvegen
werkwoord
(veeg af, veegt af, veegde af, veegden af, afgeveegd)
-
-
wissen;
uitwissen;
wegvegen;
uitvegen;
vlakken;
uitgommen;
uitvlakken
-
wissen
werkwoord
(wis, wist, wiste, wisten, gewist)
-
uitwissen
werkwoord
(wis uit, wist uit, wiste uit, wisten uit, uitgewist)
-
wegvegen
werkwoord
(veeg weg, veegt weg, veegde weg, veegden weg, weggeveegd)
-
uitvegen
werkwoord
(veeg uit, veegt uit, veegde uit, veegden uit, uitgeveegd)
-
vlakken
werkwoord
(vlak, vlakt, vlakte, vlakten, gevlakt)
-
uitgommen
werkwoord
(gom, gomt, gomde, gomden, uitgegomd)
-
uitvlakken
werkwoord
(vlak uit, vlakt uit, vlakte uit, vlakten uit, uitgevlakt)
-
ruimen
-
ruimen
werkwoord
(ruim, ruimt, ruimde, ruimden, geruimd)
-
uitroeien;
wegvagen
-
uitroeien
werkwoord
(roei uit, roeit uit, roeide uit, roeiden uit, uitgeroeid)
-
wegvagen
werkwoord
(vaag weg, vaagt weg, vaagde weg, vaagden weg, weggevaagd)
Conjugations for balayer:
Présent
- balaye
- balayes
- balaye
- balayons
- balayez
- balayent
imparfait
- balayais
- balayais
- balayait
- balayions
- balayiez
- balayaient
passé simple
- balayai
- balayas
- balaya
- balayâmes
- balayâtes
- balayèrent
futur simple
- balayerai
- balayeras
- balayera
- balayerons
- balayerez
- balayeront
subjonctif présent
- que je balaye
- que tu balayes
- qu'il balaye
- que nous balayions
- que vous balayiez
- qu'ils balayent
conditionnel présent
- balayerais
- balayerais
- balayerait
- balayerions
- balayeriez
- balayeraient
passé composé
- ai balayé
- as balayé
- a balayé
- avons balayé
- avez balayé
- ont balayé
divers
- balaye!
- balayez!
- balayons!
- balayé
- balayant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles
Vertaal Matrix voor balayer:
Synoniemen voor "balayer":
balayer
balayer
verb
-
verwijderen uit de bevolking, doden
-
zonder water schoonmaken met een borstel
Cross Translation:
Computer vertaling door derden: