Overzicht
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. avoir le dessus:


Frans

Uitgebreide vertaling voor avoir le dessus (Frans) in het Nederlands

avoir le dessus:

avoir le dessus werkwoord

  1. avoir le dessus (dominer; contrôler; maîtriser; l'emporter sur)
    overheersen; domineren; de overhand hebben
    • overheersen werkwoord (overheers, overheerst, overheerste, overheersten, overheerst)
    • domineren werkwoord (domineer, domineert, domineerde, domineerden, gedomineerd)
    • de overhand hebben werkwoord (heb de overhand, hebt de overhand, heeft de overhand, had de overhand, hadden de overhand, de overhand gehad)
  2. avoir le dessus

Vertaal Matrix voor avoir le dessus:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
de overhand hebben avoir le dessus; contrôler; dominer; l'emporter sur; maîtriser dominer; gouverner; régner
domineren avoir le dessus; contrôler; dominer; l'emporter sur; maîtriser
iemand eronder krijgen avoir le dessus
overheersen avoir le dessus; contrôler; dominer; l'emporter sur; maîtriser commander; diriger; dominer; gouverner; maîtriser; régir; régner

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van avoir le dessus