Frans
Uitgebreide vertaling voor avec assurance (Frans) in het Nederlands
avec assurance:
-
avec assurance (assuré; sûr de soi; agressif; agressivement; capable de s'affirmer; capable de s'imposer)
-
avec assurance (sûr de soi; confiant; assuré; avec aplomb)
zelfverzekerd-
zelfverzekerd bijvoeglijk naamwoord
-
-
avec assurance (impertinent; franc; hardi; libéral; hardiment; trop familièrement; audacieux; libre; aisément; sans crainte; impertinemment; franchement; aisé; familier; téméraire; intrépide; indiscret; familièrement; audacieusement; témérairement; trop familier; avec aisance)
brutaal; stoutmoedig; vrijpostig; vrijmoedig; onbeschroomd; niet beschroomd-
brutaal bijvoeglijk naamwoord
-
stoutmoedig bijvoeglijk naamwoord
-
vrijpostig bijvoeglijk naamwoord
-
vrijmoedig bijvoeglijk naamwoord
-
onbeschroomd bijvoeglijk naamwoord
-
niet beschroomd bijvoeglijk naamwoord
-
-
avec assurance (assuré; sans angoisse; franchement; audacieux; aisé; franc; aisément; décidé; audacieusement; sans crainte; avec aisance)
onbedeesd; onbeschroomd; vrijpostig; vrijmoedig; stoutmoedig; niet beschroomd-
onbedeesd bijvoeglijk naamwoord
-
onbeschroomd bijvoeglijk naamwoord
-
vrijpostig bijvoeglijk naamwoord
-
vrijmoedig bijvoeglijk naamwoord
-
stoutmoedig bijvoeglijk naamwoord
-
niet beschroomd bijvoeglijk naamwoord
-
-
avec assurance (sans crainte; assuré; sans angoisse)
zonder angst-
zonder angst bijvoeglijk naamwoord
-