Frans

Uitgebreide vertaling voor arroser (Frans) in het Nederlands

arroser:

arroser werkwoord (arrose, arroses, arrosons, arrosez, )

  1. arroser (irriguer; mouiller)
    besproeien; water geven; begieten
    • besproeien werkwoord (besproei, besproeit, besproeide, besproeiden, besproeid)
    • water geven werkwoord
    • begieten werkwoord (begiet, begoot, begoten, begoten)
  2. arroser (verser; déverser; vider)
    schenken; gieten; uitstorten
    • schenken werkwoord (schenk, schenkt, schonk, schonken, geschonken)
    • gieten werkwoord (giet, giette, gietten, gegoten)
    • uitstorten werkwoord (stort uit, stortte uit, stortten uit, uitgestort)
  3. arroser (mouiller)
    besproeien; bevochtigen; bespuiten; sproeien
    • besproeien werkwoord (besproei, besproeit, besproeide, besproeiden, besproeid)
    • bevochtigen werkwoord (bevochtig, bevochtigt, bevochtigde, bevochtigden, bevochtigd)
    • bespuiten werkwoord (bespuit, bespoot, bespoten, bespoten)
    • sproeien werkwoord (sproei, sproeit, sproeide, sproeiden, gesproeid)
  4. arroser (verser)
    opgieten; gieten op

Conjugations for arroser:

Présent
  1. arrose
  2. arroses
  3. arrose
  4. arrosons
  5. arrosez
  6. arrosent
imparfait
  1. arrosais
  2. arrosais
  3. arrosait
  4. arrosions
  5. arrosiez
  6. arrosaient
passé simple
  1. arrosai
  2. arrosas
  3. arrosa
  4. arrosâmes
  5. arrosâtes
  6. arrosèrent
futur simple
  1. arroserai
  2. arroseras
  3. arrosera
  4. arroserons
  5. arroserez
  6. arroseront
subjonctif présent
  1. que j'arrose
  2. que tu arroses
  3. qu'il arrose
  4. que nous arrosions
  5. que vous arrosiez
  6. qu'ils arrosent
conditionnel présent
  1. arroserais
  2. arroserais
  3. arroserait
  4. arroserions
  5. arroseriez
  6. arroseraient
passé composé
  1. ai arrosé
  2. as arrosé
  3. a arrosé
  4. avons arrosé
  5. avez arrosé
  6. ont arrosé
divers
  1. arrose!
  2. arrosez!
  3. arrosons!
  4. arrosé
  5. arrosant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor arroser:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gieten averse; pluie battante; pluie torrentielle
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
begieten arroser; irriguer; mouiller
besproeien arroser; irriguer; mouiller
bespuiten arroser; mouiller
bevochtigen arroser; mouiller humecter; humidifier; mouiller; tamponner; tremper
gieten arroser; déverser; verser; vider pleuvoir à flots; pleuvoir à sceaux; pleuvoir à torrents; pleuvoir à verse
gieten op arroser; verser
opgieten arroser; verser
schenken arroser; déverser; verser; vider accorder; ajouter en versant; avantager; céder; distribuer; donner; donner cadeau; faire présent de; faire un don; favoriser; fournir; gratifier; livrer; offrir; passer; privilégier; procurer; remettre; remettre en versant; remplir les verres à nouveau; verser; verser encore un peu
sproeien arroser; mouiller
uitstorten arroser; déverser; verser; vider
water geven arroser; irriguer; mouiller

Synoniemen voor "arroser":


Wiktionary: arroser

arroser
verb
  1. humecter, mouiller quelque chose en versant de l’eau dessus, ou quelque autre liquide.

Cross Translation:
FromToVia
arroser → [[water geven]]; sproeien; begieten water — to pour water into the soil surrounding (plants)
arroser → [[wijn serveren]] wine — entertain with wine

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van arroser