Arrêt in het Nederlands vertaald uit het Frans

Remove Ads

Overzicht

Frans naar Nederlands: Meer gegevens...

arrêt:
- halte; stopplaats; halteplaats; besluiten; besluit; raadsbesluit; arrest; afsluiten; opstapplaats; confiscatie; inbeslagneming; stoppen; afstoppen; regeringsbesluit; stagnatie; stilstand; vonnisspreking
Wiktionary:
- arrêt → arrest, stilstand
- arrêt → stilstand, halte, stop, pauze
Gebruikers suggesties voor arrêt:
- stopzetting

Frans

Uitgebreide vertaling voor arrêt (Frans) in het Nederlands

arrêt:

arrêt [le ~] zelfstandig naamwoord

l'arrêt (halte; station)
de halte; de stopplaats; de halteplaats
- halte [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- stopplaats [de ~] zelfstandig naamwoord
- halteplaats [de ~] zelfstandig naamwoord
l'arrêt (arrêt du conseil municipal; décision; résolution; détermination; décision gouvernementale; arrêté gouvernemental; décret)
het besluiten; het besluit; het raadsbesluit
- besluiten [het ~] zelfstandig naamwoord
- besluit [het ~] zelfstandig naamwoord
- raadsbesluit [het ~] zelfstandig naamwoord
l'arrêt
het arrest
- arrest [het ~] zelfstandig naamwoord
l'arrêt
afsluiten
- afsluiten [znw.] zelfstandig naamwoord
l'arrêt (embarcadère; aire de montée)
de opstapplaats
- opstapplaats [de ~] zelfstandig naamwoord
l'arrêt (confiscation; saisie)
de confiscatie; de inbeslagneming
- confiscatie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- inbeslagneming [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
l'arrêt (bouchage)
het stoppen; afstoppen
- stoppen [het ~] zelfstandig naamwoord
- afstoppen [znw.] zelfstandig naamwoord
l'arrêt (décision gouvernementale; décret; arrêt du conseil municipal; arrêté gouvernemental)
het regeringsbesluit
- regeringsbesluit [het ~] zelfstandig naamwoord
l'arrêt (stagnation; immobilité; cessation; bouchon; embouteillage; encombrement; cumul; constipation; obstruction; amoncellement; entassement)
de stagnatie; de stilstand
- stagnatie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- stilstand [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
l'arrêt (prononciation de jugement; condamnation; jugement; sentence)
vonnisspreking
- vonnisspreking [znw.] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor arrêt:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
afsluiten	arrêt	fermeture du magasin; verrouillage du magasin
afstoppen	arrêt; bouchage
arrest	arrêt
besluit	arrêt; arrêt du conseil municipal; arrêté gouvernemental; décision; décision gouvernementale; décret; détermination; résolution	arrêté
besluiten	arrêt; arrêt du conseil municipal; arrêté gouvernemental; décision; décision gouvernementale; décret; détermination; résolution
confiscatie	arrêt; confiscation; saisie
halte	arrêt; halte; station
halteplaats	arrêt; halte; station
inbeslagneming	arrêt; confiscation; saisie
opstapplaats	aire de montée; arrêt; embarcadère
raadsbesluit	arrêt; arrêt du conseil municipal; arrêté gouvernemental; décision; décision gouvernementale; décret; détermination; résolution	arrêt du conseil municipal; arrêté; décision; décret; détermination; résolution
regeringsbesluit	arrêt; arrêt du conseil municipal; arrêté gouvernemental; décision gouvernementale; décret
stagnatie	amoncellement; arrêt; bouchon; cessation; constipation; cumul; embouteillage; encombrement; entassement; immobilité; obstruction; stagnation	immobilité; stagnation
stilstand	amoncellement; arrêt; bouchon; cessation; constipation; cumul; embouteillage; encombrement; entassement; immobilité; obstruction; stagnation
stoppen	arrêt; bouchage	arrêter
stopplaats	arrêt; halte; station	arrêt de bus
vonnisspreking	arrêt; condamnation; jugement; prononciation de jugement; sentence
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
afsluiten		achever; arrêter; barrer; boucher; boucler; cadenasser; casser; cesser; clore; clôturer; conclure; couper; délimiter; en finir; fermer; fermer au verrou; fermer à clé; finir; interrompre; limiter; mettre au point; mettre fin à; parachever; parvenir à enlever; prendre fin; quitter; résilier; s'achever; se terminer; stopper; suspendre; tenir levé; terminer; verrouiller
besluiten		arrêter; conclure; décider; finir; mettre fin à; prendre fin; stopper; terminer
stoppen		abandonner; achever; arrêter; boucher; calfater; calfeutrer; casser; cesser; colmater; conclure; couper; donner un coup de frein; débrancher; débrayer; déconnecter; décrocher; défaire; dégrafer; délimiter; déserter; détacher; dételer; dévisser; en finir; faire halte; finir; freiner; interrompre; laisser; limiter; mettre au point; mettre fin à; ne plus bouger; obturer; parachever; parvenir à enlever; prendre fin; ralentir; reboucher; renoncer à; rester immobile; rester à sa place; retenir; résilier; s'achever; s'arrêter; se contenir; se retenir; se taire; se tenir tranquille; se terminer; stopper; suspendre; taper; tenir levé; terminer; étancher; être éliminé

Synoniemen voor "arrêt":

ardillon; pointe; jugement; halte; blocage; barrage; stabilisation; cessation; fin; interruption; suspension; abandon; répit; rémission; relâche; apaisement; suppression; condamnation; punition; peine; sanction; sentence; damnation; excommunication; interdit; réprobation; procès; accusation; désaveu; discontinuité; intermittence; escale; port; étape; station; repos; arrivée; route; fermeture; barricade; coupure; pause; entracte; rupture; hiatus; vacance; chômage; verdict; décision; loi; législation; droit; code; justice; légalité; acte; arrêté; édit; constitution; jurisprudence; ordonnance; charte; mi-temps; neutralisation; étouffement; compensation; panne; poutre; barde; intervalle; interclasse; silence; récréation; relais; hôtel; poste; commutateur; détente; sommeil; sieste; délassement; loisir; inaction; inactivité; séjour; demeure; villégiature; stage; décret; arbitrage; pensée; adage; aphorisme; maxime; paix; tranquillité; mutisme; discrétion; stagnation; stase; marasme; immobilisme; inertie; engourdissement; atrophie; langueur; attitude; position; posture; stop; auto-stop; trêve; armistice; cessez-le-feu; ukase; commandement

Wiktionary: arrêt

arrêt

noun

Action de s’arrêter ; fait d’être arrêté
- arrêt → arrest; stilstand

Cross Translation:

From	To	Via
• arrêt	→ stilstand	↔ standstill — complete immobility
• arrêt	→ halte	↔ stop — place to get on and off line buses or trams
• arrêt	→ stop; pauze	↔ stop — interruption of travel

User Translations:

Word	Translation	Votes
arrêt	stopzetting	4

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van arrêt

Remove Ads

Vertaal arrêt van Frans naar Nederlands

Uitgebreide vertaling voor arrêt (Frans) in het Nederlands

arrêt:

arrêt [le ~] zelfstandig naamwoord

l'arrêt (halte; station)

l'arrêt (arrêt du conseil municipal; décision; résolution; détermination; décision gouvernementale; arrêté gouvernemental; décret)

l'arrêt

l'arrêt

l'arrêt (embarcadère; aire de montée)

l'arrêt (confiscation; saisie)

l'arrêt (bouchage)

l'arrêt (décision gouvernementale; décret; arrêt du conseil municipal; arrêté gouvernemental)

l'arrêt (stagnation; immobilité; cessation; bouchon; embouteillage; encombrement; cumul; constipation; obstruction; amoncellement; entassement)

l'arrêt (prononciation de jugement; condamnation; jugement; sentence)

Vertaal Matrix voor arrêt:

Synoniemen voor "arrêt":

Wiktionary: arrêt

Verwante vertalingen van arrêt