Appui in het Nederlands vertaald uit het Frans

Remove Ads

Overzicht

Frans naar Nederlands: Meer gegevens...

appui:
- vensterbank; steuntje; medewerking; assistentie; hulp; ondersteuning; steun; bijstand; aanknopingspunt; aanwijzing; stut; steunpilaar; toeverlaat
Wiktionary:
- appui → drager, leuning, steun, stut
- appui → steun, stut, paal, post

Frans

Uitgebreide vertaling voor appui (Frans) in het Nederlands

appui:

appui [le ~] zelfstandig naamwoord

l'appui (rebord d'une fenêtre)
de vensterbank
- vensterbank [de ~] zelfstandig naamwoord
l'appui (petit point s'appui; support)
het steuntje
- steuntje [het ~] zelfstandig naamwoord
l'appui (aide; collaboration; assistance; support; soutien; secours)
de medewerking; de assistentie
- medewerking [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- assistentie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
l'appui (aide; support; secours; soutien)
de hulp; de ondersteuning; de steun; de bijstand
- hulp [de ~] zelfstandig naamwoord
- ondersteuning [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- steun [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- bijstand [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
l'appui (point de départ; point de repère; tuyau; point de contact; soutien; indices; indication; secours; aide; support)
het aanknopingspunt; de aanwijzing
- aanknopingspunt [het ~] zelfstandig naamwoord
- aanwijzing [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
l'appui (étai; support; tréteau)
de stut
- stut [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
l'appui (soutien; aide sociale; aide; asile; lieu de refuge; lieu de salut; port de refuge; point d'appui)
de steun; de steunpilaar; de toeverlaat
- steun [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- steunpilaar [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- toeverlaat [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor appui:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
aanknopingspunt	aide; appui; indication; indices; point de contact; point de départ; point de repère; secours; soutien; support; tuyau
aanwijzing	aide; appui; indication; indices; point de contact; point de départ; point de repère; secours; soutien; support; tuyau	assignation; augure; avant-courrier; bout; coin; commandement; consigne; contrainte; directive; impératif; indication; indice; indices; instruction; manifestation; mission; ordre; présage; règlement; signe; signe avant-coureur; signe de tête; signe du doigt; signe précurseur; sommation; statut; statuts; suggestion; symptôme; trace; tuyau; éclaircissement
assistentie	aide; appui; assistance; collaboration; secours; soutien; support	aide; aide familiale; aide sociale; assistance; coup de main; secours; service d'aide; soutien
bijstand	aide; appui; secours; soutien; support	Assistance Sociale; Assistance sociale; aide; aide familiale; aide sociale; allocation de l'Aide sociale; assistance; coup de main; secours; service; soutien
hulp	aide; appui; secours; soutien; support	Assistance sociale; aide; aide domestique; aide familiale; aide sociale; assistance; assistant; clerc; commis; coup de main; domestique; femme de ménage; homme de ménage; infirmier; membre du personnel; secondant; secours; serviteur; soutien; valet
medewerking	aide; appui; assistance; collaboration; secours; soutien; support	collaboration; concours; coopération; participation
ondersteuning	aide; appui; secours; soutien; support	Assistance sociale; aide; assistance; point d'appui; prise; service; soutien; support
steun	aide; aide sociale; appui; asile; lieu de refuge; lieu de salut; point d'appui; port de refuge; secours; soutien; support	Assistance sociale; activation; aide; allumage; encouragement; excitation; incitation; mise en marche; point d'appui; prise; propulsion; réconfort; soutien; stimulation; support
steunpilaar	aide; aide sociale; appui; asile; lieu de refuge; lieu de salut; point d'appui; port de refuge; soutien
steuntje	appui; petit point s'appui; support
stut	appui; support; tréteau; étai
toeverlaat	aide; aide sociale; appui; asile; lieu de refuge; lieu de salut; point d'appui; port de refuge; soutien
vensterbank	appui; rebord d'une fenêtre

Synoniemen voor "appui":

support; soutien; étai; soutènement; soubassement; épaulement; pilier; contrefort; accoudoir; béquille; arc-boutant; arc; bossoir; portemanteau; collaboration; participation; coopération; concours; aide; association; contribution; affluence; compétition; colonne; renfort; cale; guidon; étendard; influence; attraction; ascendant; attirance; efficacité; domination; importance; manipulation; pouvoir; prépondérance; pression; puissance; levier; commande; manette; pédale; barre; pied-de-biche; patronage; protection; secours; caution; égide; parrainage; piston; intervention; recommandation; abri; conseil; réconfort; consolation; soulagement; fortifiant; rescousse; assistance; charité; don; subside; entraide; boisage

Wiktionary: appui

appui

noun

Ce qui sert à soutenir une chose ou une personne pour l’empêcher de tomber, de chanceler, etc.
- appui → drager; leuning; steun; stut

appui

noun

iets om op te steunen
- steun → appui
morele of materiële hulp
- steun → appui

Cross Translation:

From	To	Via
• appui	→ steun; stut	↔ buttress — anything that serves to support something
• appui	→ paal; post	↔ stanchion — vertical pole, post or support

Verwante vertalingen van appui

Remove Ads

Vertaal appui van Frans naar Nederlands

Uitgebreide vertaling voor appui (Frans) in het Nederlands

appui:

appui [le ~] zelfstandig naamwoord

l'appui (rebord d'une fenêtre)

l'appui (petit point s'appui; support)

l'appui (aide; collaboration; assistance; support; soutien; secours)

l'appui (aide; support; secours; soutien)

l'appui (point de départ; point de repère; tuyau; point de contact; soutien; indices; indication; secours; aide; support)

l'appui (étai; support; tréteau)

l'appui (soutien; aide sociale; aide; asile; lieu de refuge; lieu de salut; port de refuge; point d'appui)

Vertaal Matrix voor appui:

Synoniemen voor "appui":

Wiktionary: appui

Verwante vertalingen van appui