Home ->Woordenboeken ->Frans/Nederlands ->Vertaal apparut

Vertaal apparut van Frans naar Nederlands

Overzicht
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. apparaître:
  2. Wiktionary:

Frans

Uitgebreide vertaling voor apparut (Frans) in het Nederlands

apparaître:

apparaître werkwoord (apparais, apparaît, apparaissons, apparaissez, )

  1. apparaître (paraître; montrer)
    verschijnen; voordoen; voor de dag komen; aan het licht komen
  2. apparaître (avoir l'air de; sembler; paraître; )
    er uitzien; ogen
    • er uitzien werkwoord
    • ogen werkwoord (oog, oogt, oogde, oogden, geoogd)
  3. apparaître (surgir; arriver)
    opkomen; verschijnen; opduiken; opdagen
    • opkomen werkwoord (kom op, komt op, kwam op, kwamen op, opgekomen)
    • verschijnen werkwoord (verschijn, verschijnt, verscheen, verschenen, verschenen)
    • opduiken werkwoord (duik op, duikt op, dook op, doken op, opgedoken)
    • opdagen werkwoord (daag op, daagt op, daagde op, daagden op, opgedaagd)
  4. apparaître (sembler; paraître; avoir l'air)
    schijnen; lijken; eruit zien; toeschijnen
    • schijnen werkwoord (schijn, schijnt, scheen, schenen, geschenen)
    • lijken werkwoord (lijk, lijkt, leek, leken, geleken)
    • eruit zien werkwoord (zie eruit, ziet eruit, zag eruit, zagen eruit, eruit gezien)
    • toeschijnen werkwoord (schijn toe, schijnt toe, scheen toe, schenen toe, toegeschenen)
  5. apparaître
    tevoorschijn komen
  6. apparaître (s'ébruiter; paraître; se présenter; se montrer)
    uitkomen; ontdekt worden; uitkomen van geheim
  7. apparaître (surgir; emerger)
    opdoemen; verrijzen
    • opdoemen werkwoord (doem op, doemt op, doemde op, doemden op, opgedoemd)
    • verrijzen werkwoord (verrijs, verrijst, verrees, verrezen, verrezen)

Conjugations for apparaître:

Présent
  1. apparais
  2. apparais
  3. apparaît
  4. apparaissons
  5. apparaissez
  6. apparaissent
imparfait
  1. apparaissais
  2. apparaissais
  3. apparaissait
  4. apparaissions
  5. apparaissiez
  6. apparaissaient
passé simple
  1. apparus
  2. apparus
  3. apparut
  4. apparûmes
  5. apparûtes
  6. apparurent
futur simple
  1. apparaîtrai
  2. apparaîtras
  3. apparaîtra
  4. apparaîtrons
  5. apparaîtrez
  6. apparaîtront
subjonctif présent
  1. que j'apparaisse
  2. que tu apparaisses
  3. qu'il apparaisse
  4. que nous apparaissions
  5. que vous apparaissiez
  6. qu'ils apparaissent
conditionnel présent
  1. apparaîtrais
  2. apparaîtrais
  3. apparaîtrait
  4. apparaîtrions
  5. apparaîtriez
  6. apparaîtraient
passé composé
  1. ai apparu
  2. as apparu
  3. a apparu
  4. avons apparu
  5. avez apparu
  6. ont apparu
divers
  1. apparais!
  2. apparaissez!
  3. apparaissons!
  5. apparu
  6. apparaissant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

apparaître [le ~] zelfstandig naamwoord

  1. l'apparaître (faire sembler)
    schijnen; doen voorkomen

Vertaal Matrix voor apparaître:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
doen voorkomen apparaître; faire sembler
lijken cadavres; corps
schijnen apparaître; faire sembler fait de luire; luisance
verschijnen apparition
voordoen acte de montrer; démonstration; représentation
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aan het licht komen apparaître; montrer; paraître
doen voorkomen faire comme si
er uitzien apparaître; avoir l'air; avoir l'air de; avoir l'aspect de; paraître; ressembler; s'avérer; se trouver; sembler; transparaître
eruit zien apparaître; avoir l'air; paraître; sembler
lijken apparaître; avoir l'air; paraître; sembler
ogen apparaître; avoir l'air; avoir l'air de; avoir l'aspect de; paraître; ressembler; s'avérer; se trouver; sembler; transparaître
ontdekt worden apparaître; paraître; s'ébruiter; se montrer; se présenter
opdagen apparaître; arriver; surgir
opdoemen apparaître; emerger; surgir
opduiken apparaître; arriver; surgir lever du fond; refaire surface; repêcher du fond; resurgir; retirer du fond; réapparaître
opkomen apparaître; arriver; surgir
schijnen apparaître; avoir l'air; paraître; sembler avoir l'air de; briller; donner de lumière; donner l'impression de; faire soleil; illuminer; luire; paraître; rayonner; resplendir; sembler; étinceler
tevoorschijn komen apparaître
toeschijnen apparaître; avoir l'air; paraître; sembler
uitkomen apparaître; paraître; s'ébruiter; se montrer; se présenter arriver à propos; boucler son budget; convenir; germer; naître de; pousser; prendre sa source; s'en sortir; s'en tirer; se confirmer; se réaliser; tomber à propos; être apte à; être bon; être convenable
uitkomen van geheim apparaître; paraître; s'ébruiter; se montrer; se présenter
verrijzen apparaître; emerger; surgir
verschijnen apparaître; arriver; montrer; paraître; surgir
voor de dag komen apparaître; montrer; paraître
voordoen apparaître; montrer; paraître arriver; mettre; nouer; se passer; se produire; survenir
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
uitkomen s'écouler; sortir

Synoniemen voor "apparaître":


Wiktionary: apparaître

apparaître
verb
  1. Devenir visible ; se manifester.
apparaître
verb
  1. dag worden
  2. aan het licht treden, zichtbaar worden
Cross Translation:
FromToVia
• apparaître → verschijnen ↔ appear — To come or be in sight; to be in view; to become visible







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0766 seconde
Page rendered in 1.0 seconds