Overzicht
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. apôtre:
  2. Wiktionary:


Frans

Uitgebreide vertaling voor apôtre (Frans) in het Nederlands

apôtre:

apôtre [le ~] zelfstandig naamwoord

  1. l'apôtre (envoyé de Dieu)
    de apostel
    • apostel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. l'apôtre (envoyé de Dieu; ange)
    godsbode; de godsgezant

Vertaal Matrix voor apôtre:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
apostel apôtre; envoyé de Dieu
godsbode ange; apôtre; envoyé de Dieu
godsgezant ange; apôtre; envoyé de Dieu envoyé du ciel

Synoniemen voor "apôtre":


Wiktionary: apôtre

apôtre
noun
  1. (religion) Une des douze personnes que Jésus-Christ choisir particulièrement, entre ses disciples, pour prêcher l’évangile.
apôtre
noun
  1. leerling van Jezus
  2. verkondiger van een nieuwe leer

Cross Translation:
FromToVia
apôtre zendeling; apostel apostle — missionary or leader of a mission
apôtre apostel ApostelReligion: einer der zwölf Jünger, die von Jesus von Nazareth persönlich zur Mission ausgesandt wurden

Computer vertaling door derden: