Frans

Uitgebreide vertaling voor ameuter (Frans) in het Nederlands

ameuter:

ameuter werkwoord (ameute, ameutes, ameutons, ameutez, )

  1. ameuter (inciter; allumer; énerver; exciter; semer la discorde)
    aanzetten; opfokken; opruien; poken; ophitsen; opstoken; opjutten; aanwakkeren; aanstoken
    • aanzetten werkwoord (zet aan, zette aan, zetten aan, aangezet)
    • opfokken werkwoord (fok op, fokt op, fokte op, fokten op, opgefokt)
    • opruien werkwoord (rui op, ruit op, ruide op, ruiden op, opgeruid)
    • poken werkwoord
    • ophitsen werkwoord (hits op, hitst op, hitste op, hitsten op, opgehitst)
    • opstoken werkwoord (stook op, stookt op, stookte op, stookten op, opgestookt)
    • opjutten werkwoord (jut op, jutte op, jutten op, opgejut)
    • aanwakkeren werkwoord (wakker aan, wakkert aan, wakkerde aan, wakkerden aan, aangewakkerd)
    • aanstoken werkwoord (stook aan, stookt aan, stookte aan, stookten aan, aangestookt)
  2. ameuter (exciter; allumer; aiguiser; )
    opwinden; opwekken; prikkelen; stimuleren
    • opwinden werkwoord (wind op, windt op, wond op, wonden op, opgewonden)
    • opwekken werkwoord (wek op, wekt op, wekte op, wekten op, opgewekt)
    • prikkelen werkwoord (prikkel, prikkelt, prikkelde, prikkelden, geprikkeld)
    • stimuleren werkwoord (stimuleer, stimuleert, stimuleerde, stimuleerden, gestimuleerd)
  3. ameuter (attiser; aviver; énerver; )
    stoken; opstoken; poken; aanblazen; aanstoken; oppoken; aanwakkeren
    • stoken werkwoord (stook, stookt, stookte, stookten, gestookt)
    • opstoken werkwoord (stook op, stookt op, stookte op, stookten op, opgestookt)
    • poken werkwoord
    • aanblazen werkwoord (blaas aan, blaast aan, blies aan, bliezen aan, aangeblazen)
    • aanstoken werkwoord (stook aan, stookt aan, stookte aan, stookten aan, aangestookt)
    • oppoken werkwoord (pook op, pookt op, pookte op, pookten op, opgepookt)
    • aanwakkeren werkwoord (wakker aan, wakkert aan, wakkerde aan, wakkerden aan, aangewakkerd)

Conjugations for ameuter:

Présent
  1. ameute
  2. ameutes
  3. ameute
  4. ameutons
  5. ameutez
  6. ameutent
imparfait
  1. ameutais
  2. ameutais
  3. ameutait
  4. ameutions
  5. ameutiez
  6. ameutaient
passé simple
  1. ameutai
  2. ameutas
  3. ameuta
  4. ameutâmes
  5. ameutâtes
  6. ameutèrent
futur simple
  1. ameuterai
  2. ameuteras
  3. ameutera
  4. ameuterons
  5. ameuterez
  6. ameuteront
subjonctif présent
  1. que j'ameute
  2. que tu ameutes
  3. qu'il ameute
  4. que nous ameutions
  5. que vous ameutiez
  6. qu'ils ameutent
conditionnel présent
  1. ameuterais
  2. ameuterais
  3. ameuterait
  4. ameuterions
  5. ameuteriez
  6. ameuteraient
passé composé
  1. ai ameuté
  2. as ameuté
  3. a ameuté
  4. avons ameuté
  5. avez ameuté
  6. ont ameuté
divers
  1. ameute!
  2. ameutez!
  3. ameutons!
  4. ameuté
  5. ameutant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor ameuter:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanstoken attisement; excitation; provocation; tisonnement
aanzetten aiguillon; encouragement; incitation; stimulant; stimulation
ophitsen attisement; excitation; provocation; tisonnement
opstoken attisement; excitation; provocation; tisonnement
opwekken excitation; instigation
poken fourgons; tisonniers
stimuleren aiguillon; avancements; encouragement; exciter; incitation; inciter; promotions; stimulant; stimulation; stimulations; stimuler
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanblazen activer; agacer; ameuter; attiser; aviver; encourager; exciter; exciter à; inciter à; ranimer; semer la discorde; tisonner; énerver activer; attiser; faire monter; ranimer; souffler sur; stimuler; tisonner
aanstoken activer; agacer; allumer; ameuter; attiser; aviver; encourager; exciter; exciter à; inciter; inciter à; ranimer; semer la discorde; tisonner; énerver activer; attiser; exciter à
aanwakkeren activer; agacer; allumer; ameuter; attiser; aviver; encourager; exciter; exciter à; inciter; inciter à; ranimer; semer la discorde; tisonner; énerver activer; aiguillonner; attiser; aviver; exciter; faire monter; inciter; ranimer; souffler sur; stimuler; tisonner
aanzetten allumer; ameuter; exciter; inciter; semer la discorde; énerver activer; affiler; affûter; aiguillonner; aiguiser; allumer; animer; attiser; brancher sur; convier; encourager; encourager à; exciter; faire fonctionner; faire marcher; inciter; inciter à; inviter; limer; mettre en circuit; mettre en marche; polir; pousser en avant; presser; propulser; provoquer; s'empresser; stimuler; tailler; éperonner; établir le contact; être l'instigateur de
opfokken allumer; ameuter; exciter; inciter; semer la discorde; énerver faire l'élevage de; élever
ophitsen allumer; ameuter; exciter; inciter; semer la discorde; énerver chasser; inciter à; presser; provoquer; susciter
opjutten allumer; ameuter; exciter; inciter; semer la discorde; énerver activer; animer; animer quelqu'un; attiser; exciter; exhorter; inciter; inciter à; monter la tête à quelqu'un; presser; tisonner; éperonner
oppoken activer; agacer; ameuter; attiser; aviver; encourager; exciter; exciter à; inciter à; ranimer; semer la discorde; tisonner; énerver activer; agiter; aiguillonner; attiser; aviver; bouger; exciter; exciter à; inciter; mettre en émoi; pousser; ranimer; remuer; stimuler; tisonner
opruien allumer; ameuter; exciter; inciter; semer la discorde; énerver
opstoken activer; agacer; allumer; ameuter; attiser; aviver; encourager; exciter; exciter à; inciter; inciter à; ranimer; semer la discorde; tisonner; énerver activer; agiter; attiser; bouger; exciter à; mettre en émoi; pousser; remuer
opwekken aiguillonner; aiguiser; allumer; ameuter; exciter; inciter; picoter; piquer; stimuler actionner; activer; aguillonner; animer; aviver; enflammer; inciter; mettre en marche; pousser; ranimer; raviver; stimuler; vitaliser; vivifier
opwinden aiguillonner; aiguiser; allumer; ameuter; exciter; inciter; picoter; piquer; stimuler bobiner; renvider
poken activer; agacer; allumer; ameuter; attiser; aviver; encourager; exciter; exciter à; inciter; inciter à; ranimer; semer la discorde; tisonner; énerver
prikkelen aiguillonner; aiguiser; allumer; ameuter; exciter; inciter; picoter; piquer; stimuler actionner; activer; aggraver; aguillonner; animer; attiser; encourager; inciter; mettre en marche; motiver; pousser; ranimer; stimuler; éperonner
stimuleren aiguillonner; aiguiser; allumer; ameuter; exciter; inciter; picoter; piquer; stimuler acclamer; actionner; activer; aggraver; aguillonner; aiguillonner; aiguiser; animer; applaudir; attiser; aviver; encourager; enflammer; exciter; exciter à; inciter; inciter à; mettre en marche; motiver; ovationner; pousser; provoquer; ranimer; raviver; stimuler; tisonner; vivifier; éperonner; être l'instigateur de
stoken activer; agacer; ameuter; attiser; aviver; encourager; exciter; exciter à; inciter à; ranimer; semer la discorde; tisonner; énerver distiller

Synoniemen voor "ameuter":