Home ->Woordenboeken ->Frans/Nederlands ->Vertaal allouer

Vertaal allouer van Frans naar Nederlands

Overzicht
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. allouer:
  2. Wiktionary:

Frans

Uitgebreide vertaling voor allouer (Frans) in het Nederlands

allouer:

allouer werkwoord (alloue, alloues, allouons, allouez, )

  1. allouer (verser; distribuer)
    uitkeren
    • uitkeren werkwoord (keer uit, keert uit, keerde uit, keerden uit, uitgekeerd)
  2. allouer (distribuer; diviser; partager; )
    distribueren; verdelen; uitreiken; ronddelen
    • distribueren werkwoord (distribueer, distribueert, distribueerde, distribueerden, gedistribueerd)
    • verdelen werkwoord (verdeel, verdeelt, verdeelde, verdeelden, verdeeld)
    • uitreiken werkwoord (reik uit, reikt uit, reikte uit, reikten uit, uitgereikt)
    • ronddelen werkwoord (deel rond, deelt rond, deelde rond, deelden rond, rondgedeeld)
  3. allouer
    toewijzen
    • toewijzen werkwoord (wijs toe, wijst toe, wees toe, wezen toe, toegewezen)

Conjugations for allouer:

Présent
  1. alloue
  2. alloues
  3. alloue
  4. allouons
  5. allouez
  6. allouent
imparfait
  1. allouais
  2. allouais
  3. allouait
  4. allouions
  5. allouiez
  6. allouaient
passé simple
  1. allouai
  2. allouas
  3. alloua
  4. allouâmes
  5. allouâtes
  6. allouèrent
futur simple
  1. allouerai
  2. alloueras
  3. allouera
  4. allouerons
  5. allouerez
  6. alloueront
subjonctif présent
  1. que j'alloue
  2. que tu alloues
  3. qu'il alloue
  4. que nous allouions
  5. que vous allouiez
  6. qu'ils allouent
conditionnel présent
  1. allouerais
  2. allouerais
  3. allouerait
  4. allouerions
  5. alloueriez
  6. alloueraient
passé composé
  1. ai alloué
  2. as alloué
  3. a alloué
  4. avons alloué
  5. avez alloué
  6. ont alloué
divers
  1. alloue!
  2. allouez!
  3. allouons!
  5. alloué
  6. allouant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor allouer:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
distribueren allouer; distribuer; diviser; fournir; partager; procurer; remettre; répartir; servir; verser distribuer; rationner
ronddelen allouer; distribuer; diviser; fournir; partager; procurer; remettre; répartir; servir; verser distribuer; distribuer à la ronde; diviser; faire circuler; partager; répandre; répartir; éparpiller
toewijzen allouer accorder; assigner; attribuer; concéder; consentir; mapper
uitkeren allouer; distribuer; verser
uitreiken allouer; distribuer; diviser; fournir; partager; procurer; remettre; répartir; servir; verser distribuer; distribuer à la ronde; diviser; faire circuler; partager; répandre; répartir; éparpiller
verdelen allouer; distribuer; diviser; fournir; partager; procurer; remettre; répartir; servir; verser distribuer; distribuer à la ronde; diviser; diviser en lots; faire circuler; partager; répandre; répartir; répartir en lots; vendre par lots; éparpiller

Synoniemen voor "allouer":


Wiktionary: allouer

allouer
verb
  1. accorder quelque chose à quelqu'un.
allouer
verb
  1. goederen of fondsen een bestemming geven

Computer vertaling door derden:






Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0309 seconde
Page rendered in 1.0 seconds