Frans

Uitgebreide vertaling voor aiguillonner (Frans) in het Nederlands

aiguillonner:

aiguillonner werkwoord (aiguillonne, aiguillonnes, aiguillonnons, aiguillonnez, )

  1. aiguillonner (exciter; allumer; aiguiser; )
    opwinden; opwekken; prikkelen; stimuleren
    • opwinden werkwoord (wind op, windt op, wond op, wonden op, opgewonden)
    • opwekken werkwoord (wek op, wekt op, wekte op, wekten op, opgewekt)
    • prikkelen werkwoord (prikkel, prikkelt, prikkelde, prikkelden, geprikkeld)
    • stimuleren werkwoord (stimuleer, stimuleert, stimuleerde, stimuleerden, gestimuleerd)
  2. aiguillonner (pousser en avant; propulser)
    aanzetten; opzwepen; sterk prikkelen
    • aanzetten werkwoord (zet aan, zette aan, zetten aan, aangezet)
    • opzwepen werkwoord (zweep op, zweept op, zweepte op, zweepten op, opgezweept)
    • sterk prikkelen werkwoord
  3. aiguillonner (inciter à; provoquer; stimuler; )
    aanzetten tot; provoceren; instigeren
    • aanzetten tot werkwoord
    • provoceren werkwoord (provoceer, provoceert, provoceerde, provoceerden, geprovoceerd)
    • instigeren werkwoord (instigeer, instigeert, instigeerde, instigeerden, geïnstigeerd)
  4. aiguillonner (inciter; motiver; encourager; )
    motiveren
    • motiveren werkwoord (motiveer, motiveert, motiveerde, motiveerden, gemotiveerd)
  5. aiguillonner (attiser; ranimer; inciter; )
    aanwakkeren; oppoken; opporren
    • aanwakkeren werkwoord (wakker aan, wakkert aan, wakkerde aan, wakkerden aan, aangewakkerd)
    • oppoken werkwoord (pook op, pookt op, pookte op, pookten op, opgepookt)
    • opporren werkwoord (por op, port op, porde op, porden op, opgepord)
  6. aiguillonner (stimuler; animer; encourager; )
    stimuleren; aanzetten; aansporen; animeren
    • stimuleren werkwoord (stimuleer, stimuleert, stimuleerde, stimuleerden, gestimuleerd)
    • aanzetten werkwoord (zet aan, zette aan, zetten aan, aangezet)
    • aansporen werkwoord (spoor aan, spoort aan, spoorde aan, spoorden aan, aangespoord)
    • animeren werkwoord (animeer, animeert, animeerde, animeerden, geanimeerd)
  7. aiguillonner (encourager; inciter; applaudir; )
    aanmoedigen; aanvuren; toemoedigen; bemoedigen; stimuleren
    • aanmoedigen werkwoord (moedig aan, moedigt aan, moedigde aan, moedigden aan, aangemoedigd)
    • aanvuren werkwoord (vuur aan, vuurt aan, vuurde aan, vuurden aan, aangevuurd)
    • toemoedigen werkwoord (moedig toe, moedigt toe, moedigde toe, moedigden toe, toegemoedigd)
    • bemoedigen werkwoord (bemoedig, bemoedigt, bemoedigde, bemoedigden, bemoedigd)
    • stimuleren werkwoord (stimuleer, stimuleert, stimuleerde, stimuleerden, gestimuleerd)
  8. aiguillonner (pousser en avant; augmenter; encourager; )
    wegjagen; voortdrijven; voortjagen; aanzwiepen; opdrijven
    • wegjagen werkwoord (jaag weg, jaagt weg, joeg weg, joegen weg, weggejaagd)
    • voortdrijven werkwoord (drijf voort, drijft voort, dreef voort, dreven voort, voortgedreven)
    • voortjagen werkwoord (jaag voort, jaagt voort, joeg voort, joegen voort, voortgejaagd)
    • aanzwiepen werkwoord
    • opdrijven werkwoord (drijf op, drijft op, dreef op, dreven op, opgedreven)

Conjugations for aiguillonner:

Présent
  1. aiguillonne
  2. aiguillonnes
  3. aiguillonne
  4. aiguillonnons
  5. aiguillonnez
  6. aiguillonnent
imparfait
  1. aiguillonnais
  2. aiguillonnais
  3. aiguillonnait
  4. aiguillonnions
  5. aiguillonniez
  6. aiguillonnaient
passé simple
  1. aiguillonnai
  2. aiguillonnas
  3. aiguillonna
  4. aiguillonnâmes
  5. aiguillonnâtes
  6. aiguillonnèrent
futur simple
  1. aiguillonnerai
  2. aiguillonneras
  3. aiguillonnera
  4. aiguillonnerons
  5. aiguillonnerez
  6. aiguillonneront
subjonctif présent
  1. que j'aiguillonne
  2. que tu aiguillonnes
  3. qu'il aiguillonne
  4. que nous aiguillonnions
  5. que vous aiguillonniez
  6. qu'ils aiguillonnent
conditionnel présent
  1. aiguillonnerais
  2. aiguillonnerais
  3. aiguillonnerait
  4. aiguillonnerions
  5. aiguillonneriez
  6. aiguillonneraient
passé composé
  1. ai aiguillonné
  2. as aiguillonné
  3. a aiguillonné
  4. avons aiguillonné
  5. avez aiguillonné
  6. ont aiguillonné
divers
  1. aiguillonne!
  2. aiguillonnez!
  3. aiguillonnons!
  4. aiguillonné
  5. aiguillonnant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor aiguillonner:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanmoedigen aiguillon; encouragement; exciter; incitation; inciter; stimulant; stimulation; stimuler
aansporen activation; aiguillon; allumage; encouragement; excitation; incitation; mise en marche; propulsion; réconfort; soutien; stimulant; stimulation; support
aanvuren exciter; inciter; stimuler
aanzetten aiguillon; encouragement; incitation; stimulant; stimulation
instigeren excitation; instigation
opwekken excitation; instigation
provoceren provocation
stimuleren aiguillon; avancements; encouragement; exciter; incitation; inciter; promotions; stimulant; stimulation; stimulations; stimuler
wegjagen fait de chasser; intimidation
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanmoedigen acclamer; activer; aiguillonner; animer; applaudir; attiser; aviver; encourager; exciter; exciter à; inciter; ovationner; ranimer; stimuler; tisonner acclamer; activer; aggraver; animer; animer quelqu'un; applaudir; attiser; donner du courage; encourager; enflammer; enthousiasmer; exciter; faciliter; favoriser; inciter; inspirer; motiver; ovationner; promouvoir; ranimer; raviver; stimuler; vivifier; éperonner
aansporen activer; aiguillonner; aiguiser; animer; attiser; encourager; exciter; inciter; inciter à; provoquer; stimuler; éperonner; être l'instigateur de actionner; activer; aguillonner; animer; attiser; convier; encourager à; exciter; exhorter; inciter; inciter à; inviter; mettre en marche; pousser; presser; s'empresser; stimuler; tisonner; éperonner
aanvuren acclamer; activer; aiguillonner; animer; applaudir; attiser; aviver; encourager; exciter; exciter à; inciter; ovationner; ranimer; stimuler; tisonner acclamer; animer quelqu'un; applaudir; attiser; donner du courage; enthousiasmer; exciter; favoriser; inspirer; ovationner; promouvoir; ranimer; stimuler; vivifier
aanwakkeren activer; aiguillonner; attiser; aviver; exciter; inciter; ranimer; stimuler; tisonner activer; agacer; allumer; ameuter; attiser; aviver; encourager; exciter; exciter à; faire monter; inciter; inciter à; ranimer; semer la discorde; souffler sur; stimuler; tisonner; énerver
aanzetten activer; aiguillonner; aiguiser; animer; attiser; encourager; exciter; inciter; inciter à; pousser en avant; propulser; provoquer; stimuler; éperonner; être l'instigateur de affiler; affûter; aiguiser; allumer; ameuter; brancher sur; convier; encourager à; exciter; faire fonctionner; faire marcher; inciter; inviter; limer; mettre en circuit; mettre en marche; polir; presser; s'empresser; semer la discorde; stimuler; tailler; énerver; établir le contact
aanzetten tot activer; aiguillonner; aiguiser; animer; attiser; encourager; exciter; inciter; inciter à; provoquer; stimuler; éperonner; être l'instigateur de
aanzwiepen aiguillonner; augmenter; dépêcher; encourager; faire monter; inciter; pousser; pousser en avant; propulser; stimuler
animeren activer; aiguillonner; aiguiser; animer; attiser; encourager; exciter; inciter; inciter à; provoquer; stimuler; éperonner; être l'instigateur de
bemoedigen acclamer; activer; aiguillonner; animer; applaudir; attiser; aviver; encourager; exciter; exciter à; inciter; ovationner; ranimer; stimuler; tisonner aider; apaiser; appuyer; collaborer; consoler; remonter le moral; réconforter; soulager; soutenir
instigeren activer; aiguillonner; aiguiser; animer; attiser; encourager; exciter; inciter; inciter à; provoquer; stimuler; éperonner; être l'instigateur de
motiveren activer; aiguillonner; animer; aviver; encourager; exciter; inciter; inciter à; motiver; stimuler
opdrijven aiguillonner; augmenter; dépêcher; encourager; faire monter; inciter; pousser; pousser en avant; propulser; stimuler augmenter; chasser; faire monter beaucoup; gonfler; hausser; majorer; pousser; presser
oppoken activer; aiguillonner; attiser; aviver; exciter; inciter; ranimer; stimuler; tisonner activer; agacer; agiter; ameuter; attiser; aviver; bouger; encourager; exciter; exciter à; inciter à; mettre en émoi; pousser; ranimer; remuer; semer la discorde; tisonner; énerver
opporren activer; aiguillonner; attiser; aviver; exciter; inciter; ranimer; stimuler; tisonner
opwekken aiguillonner; aiguiser; allumer; ameuter; exciter; inciter; picoter; piquer; stimuler actionner; activer; aguillonner; animer; aviver; enflammer; inciter; mettre en marche; pousser; ranimer; raviver; stimuler; vitaliser; vivifier
opwinden aiguillonner; aiguiser; allumer; ameuter; exciter; inciter; picoter; piquer; stimuler bobiner; renvider
opzwepen aiguillonner; pousser en avant; propulser
prikkelen aiguillonner; aiguiser; allumer; ameuter; exciter; inciter; picoter; piquer; stimuler actionner; activer; aggraver; aguillonner; animer; attiser; encourager; inciter; mettre en marche; motiver; pousser; ranimer; stimuler; éperonner
provoceren activer; aiguillonner; aiguiser; animer; attiser; encourager; exciter; inciter; inciter à; provoquer; stimuler; éperonner; être l'instigateur de inciter à; provoquer; susciter
sterk prikkelen aiguillonner; pousser en avant; propulser
stimuleren acclamer; activer; aiguillonner; aiguiser; allumer; ameuter; animer; applaudir; attiser; aviver; encourager; exciter; exciter à; inciter; inciter à; ovationner; picoter; piquer; provoquer; ranimer; stimuler; tisonner; éperonner; être l'instigateur de actionner; activer; aggraver; aguillonner; animer; attiser; encourager; enflammer; inciter; mettre en marche; motiver; pousser; ranimer; raviver; stimuler; vivifier; éperonner
toemoedigen acclamer; activer; aiguillonner; animer; applaudir; attiser; aviver; encourager; exciter; exciter à; inciter; ovationner; ranimer; stimuler; tisonner
voortdrijven aiguillonner; augmenter; dépêcher; encourager; faire monter; inciter; pousser; pousser en avant; propulser; stimuler
voortjagen aiguillonner; augmenter; dépêcher; encourager; faire monter; inciter; pousser; pousser en avant; propulser; stimuler chasser; presser
wegjagen aiguillonner; augmenter; dépêcher; encourager; faire monter; inciter; pousser; pousser en avant; propulser; stimuler bannir; chasser; chasser de; exiler; exorciser; expulser; mettre au ban

Synoniemen voor "aiguillonner":