Home ->Woordenboeken ->Frans/Nederlands ->Vertaal acquitter

Vertaal acquitter van Frans naar Nederlands

Overzicht
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. acquitter:
  2. Wiktionary:

Frans

Uitgebreide vertaling voor acquitter (Frans) in het Nederlands

acquitter:

acquitter werkwoord (acquitte, acquittes, acquittons, acquittez, )

  1. acquitter (régler; payer)
    verrekenen; afrekenen; afbetalen; vereffenen
    • verrekenen werkwoord (verreken, verrekent, verrekende, verrekenden, verrekend)
    • afrekenen werkwoord (reken af, rekent af, rekende af, rekenden af, afgerekend)
    • afbetalen werkwoord (betaal af, betaalt af, betaalde af, betaalden af, afbetaald)
    • vereffenen werkwoord (vereffen, vereffent, vereffende, vereffenden, vereffend)
  2. acquitter (déclarer innocent; décharger; laver; )
    vrijspreken; dechargeren; zuiveren; onschuldig verklaren; vrijpleiten
    • vrijspreken werkwoord (spreek vrij, spreekt vrij, sprak vrij, spraken vrij, vrijgesproken)
    • dechargeren werkwoord (dechargeer, dechargeert, dechargeerde, dechargeerden, gedechargeerd)
    • zuiveren werkwoord (zuiver, zuivert, zuiverde, zuiverden, gezuiverd)
    • onschuldig verklaren werkwoord (verklaar onschuldig, verklaart onschuldig, verklaarde onschuldig, verklaarden onschuldig, onschuldig verklaard)
    • vrijpleiten werkwoord (pleit vrij, pleitte vrij, pleitten vrij, vrijgepleit)
  3. acquitter (achever; solder; régler; )
    voldoen; vereffenen; betalen
    • voldoen werkwoord (voldoe, voldoet, voldeed, voldeden, voldaan)
    • vereffenen werkwoord (vereffen, vereffent, vereffende, vereffenden, vereffend)
    • betalen werkwoord (betaal, betaalt, betaalde, betaalden, betaald)
  4. acquitter (régler; solder; payer; s'acquitter de)
    aanzuiveren; nabetalen
    • aanzuiveren werkwoord (zuiver aan, zuivert aan, zuiverde aan, zuiverden aan, aangezuiverd)
    • nabetalen werkwoord (betaal na, betaalt na, betaalde na, betaalden na, nabetaald)
  5. acquitter (rembourser; régler; amortir)
    aflossen; inlossen
    • aflossen werkwoord (los af, lost af, loste af, losten af, afgelost)
    • inlossen werkwoord (los in, lost in, loste in, losten in, ingelost)
  6. acquitter (régler; solder; liquider; arranger)
    vereffenen; effenen; egaliseren
    • vereffenen werkwoord (vereffen, vereffent, vereffende, vereffenden, vereffend)
    • effenen werkwoord (effen, effent, effende, effenden, geëffend)
    • egaliseren werkwoord (egaliseer, egaliseert, egaliseerde, egaliseerden, geëgaliseerd)
  7. acquitter (dédommager; régler; payer; )
    genoegdoen

Conjugations for acquitter:

Présent
  1. acquitte
  2. acquittes
  3. acquitte
  4. acquittons
  5. acquittez
  6. acquittent
imparfait
  1. acquittais
  2. acquittais
  3. acquittait
  4. acquittions
  5. acquittiez
  6. acquittaient
passé simple
  1. acquittai
  2. acquittas
  3. acquitta
  4. acquittâmes
  5. acquittâtes
  6. acquittèrent
futur simple
  1. acquitterai
  2. acquitteras
  3. acquittera
  4. acquitterons
  5. acquitterez
  6. acquitteront
subjonctif présent
  1. que j'acquitte
  2. que tu acquittes
  3. qu'il acquitte
  4. que nous acquittions
  5. que vous acquittiez
  6. qu'ils acquittent
conditionnel présent
  1. acquitterais
  2. acquitterais
  3. acquitterait
  4. acquitterions
  5. acquitteriez
  6. acquitteraient
passé composé
  1. ai acquitté
  2. as acquitté
  3. a acquitté
  4. avons acquitté
  5. avez acquitté
  6. ont acquitté
divers
  1. acquitte!
  2. acquittez!
  3. acquittons!
  5. acquitté
  6. acquittant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor acquitter:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afbetalen acquittement; payement; remboursement
aflossen acquittement; payement; remboursement
afrekenen acquittement
betalen acquittement; contribution; paiement; remboursement; règlement
vereffenen acquittement
voldoen acquittement; contribution; paiement; remboursement; règlement
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanzuiveren acquitter; payer; régler; s'acquitter de; solder
afbetalen acquitter; payer; régler
aflossen acquitter; amortir; rembourser; régler changer; innover; remettre; remettre en place; remplacer; renouveler; replacer; rénover; se substituer à
afrekenen acquitter; payer; régler payer; rémunérer; rétribuer
betalen achever; acquitter; assimiler; niveler; payer; payer la note; régler; s'acquitter de; solder; égaliser indemniser; payer; payer la note; récompenser; régler; rémunérer; rétribuer; s'acquitter de; salarier; solder; égaliser
dechargeren acquitter; blanchir; disculper; décharger; déclarer innocent; innocenter; laver
effenen acquitter; arranger; liquider; régler; solder aplanir; aplatir; défroisser; lisser; niveler; polir; rendre lisse; égaliser
egaliseren acquitter; arranger; liquider; régler; solder aplanir; défroisser; lisser; niveler; polir; rendre lisse; égaliser
genoegdoen acquitter; dédommager; payer; régler; réparer; s'acquitter de; solder
inlossen acquitter; amortir; rembourser; régler
nabetalen acquitter; payer; régler; s'acquitter de; solder
onschuldig verklaren acquitter; blanchir; disculper; décharger; déclarer innocent; innocenter; laver
vereffenen achever; acquitter; arranger; assimiler; liquider; niveler; payer; payer la note; régler; s'acquitter de; solder; égaliser porter en compte; régler; solder
verrekenen acquitter; payer; régler compenser; décompter; déduire; faire un mauvais calcul; mal calculer; porter en compte; retenir; régler; se tromper; solder
voldoen achever; acquitter; assimiler; niveler; payer; payer la note; régler; s'acquitter de; solder; égaliser payer; payer la note; régler; régler une facture; s'acquitter de; satisfaire; solder; suffire; égaliser
vrijpleiten acquitter; blanchir; disculper; décharger; déclarer innocent; innocenter; laver plaider l'acquittement
vrijspreken acquitter; blanchir; disculper; décharger; déclarer innocent; innocenter; laver
zuiveren acquitter; blanchir; disculper; décharger; déclarer innocent; innocenter; laver laver; nettoyer; nettoyer à fond; purger; purifier; récurer; éponger; épurer

Synoniemen voor "acquitter":


Wiktionary: acquitter

acquitter acquitter
verb
  1. door pleiten vrijspraak verwerven voor iemand, door pleiten de onschuld aantonen van iemand, door pleiten verdedigen
  2. onschuldig verklaren
Cross Translation:
FromToVia
• acquitter → tekenen; ondertekenen; inschrijven; intekenen; plaatsen ↔ zeichnen — (transitiv) unterzeichnen

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van acquitter







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0472 seconde
Page rendered in 1.0 seconds