Frans

Uitgebreide vertaling voor évita (Frans) in het Nederlands

éviter:

éviter werkwoord (évite, évites, évitons, évitez, )

  1. éviter (esquiver; fuir; éluder)
    vermijden; ontduiken; ontlopen; ontwijken
    • vermijden werkwoord (vermijd, vermijdt, vermeed, vermeden, vermeden)
    • ontduiken werkwoord (ontduik, ontduikt, ontdook, ontdoken, ontdoken)
    • ontlopen werkwoord (ontloop, ontloopt, ontliep, ontliepen, ontlopen)
    • ontwijken werkwoord (ontwijk, ontwijkt, ontweek, ontweken, ontweken)
  2. éviter (échapper à)
    vermijden; mijden; ontlopen; ontwijken; uit de weg gaan
    • vermijden werkwoord (vermijd, vermijdt, vermeed, vermeden, vermeden)
    • mijden werkwoord (mijd, mijdt, meed, meden, gemeden)
    • ontlopen werkwoord (ontloop, ontloopt, ontliep, ontliepen, ontlopen)
    • ontwijken werkwoord (ontwijk, ontwijkt, ontweek, ontweken, ontweken)
    • uit de weg gaan werkwoord (ga uit de weg, gaat uit de weg, ging uit de weg, gingen uit de weg, gingen uit de weg)
  3. éviter (contourner; arrondir; doubler)
    omzeilen
    • omzeilen werkwoord (omzeil, omzeilt, omzeilde, omzeilden, omzeild)
  4. éviter (s'écarter; fuir; échapper; )

Conjugations for éviter:

Présent
  1. évite
  2. évites
  3. évite
  4. évitons
  5. évitez
  6. évitent
imparfait
  1. évitais
  2. évitais
  3. évitait
  4. évitions
  5. évitiez
  6. évitaient
passé simple
  1. évitai
  2. évitas
  3. évita
  4. évitâmes
  5. évitâtes
  6. évitèrent
futur simple
  1. éviterai
  2. éviteras
  3. évitera
  4. éviterons
  5. éviterez
  6. éviteront
subjonctif présent
  1. que j'évite
  2. que tu évites
  3. qu'il évite
  4. que nous évitions
  5. que vous évitiez
  6. qu'ils évitent
conditionnel présent
  1. éviterais
  2. éviterais
  3. éviterait
  4. éviterions
  5. éviteriez
  6. éviteraient
passé composé
  1. ai évité
  2. as évité
  3. a évité
  4. avons évité
  5. avez évité
  6. ont évité
divers
  1. évite!
  2. évitez!
  3. évitons!
  4. évité
  5. évitant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor éviter:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
mijden fait d'éviter; tentative de s'échapper; tracé
ontlopen fait d'éviter; tentative de s'échapper; tracé
ontwijken fait d'éviter; tentative de s'échapper; tracé
vermijden fait d'éviter
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
mijden échapper à; éviter
omzeilen arrondir; contourner; doubler; éviter
ontduiken esquiver; fuir; éluder; éviter
ontlopen esquiver; fuir; échapper à; éluder; éviter
ontwijken esquiver; fuir; échapper à; éluder; éviter
uit de weg gaan échapper à; éviter déverser; faire ventre; gauchir
uitwijken voor iets fuir; s'enfuir; s'écarter; s'échapper; s'évader; se sauver; échapper; échapper à; éviter
vermijden esquiver; fuir; échapper à; éluder; éviter

Synoniemen voor "éviter":


Wiktionary: éviter

éviter
verb
  1. Échapper à
éviter
verb
  1. ontwijken, trachten niet in aanraking te komen met iets of iemand
  2. trachten te ontwijken

Cross Translation:
FromToVia
éviter vermijden avoid — to keep away from
éviter ontwijken dodge — to avoid by moving out of the way
éviter ontgaan; ontsnappen aan escape — to elude
éviter zich onthouden forbear — to keep away from
éviter ontwijken fudge — To try to avoid giving a direct answer
éviter omzeilen; maken; overbodig obviate — to bypass a requirement
éviter zich drukken; zijn plicht ontlopen shirk — avoid a duty
éviter ontwijken shun — to avoid
éviter ontwijken; voorkomen ward off — to avert or prevent