Home ->Woordenboeken ->Frans/Nederlands ->Vertaal étudier

Vertaal étudier van Frans naar Nederlands

Overzicht
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. étudier:
  2. Wiktionary:

Frans

Uitgebreide vertaling voor étudier (Frans) in het Nederlands

étudier:

étudier werkwoord (étudie, étudies, étudions, étudiez, )

  1. étudier (faire des études)
    studeren; leren; blokken
    • studeren werkwoord (studeer, studeert, studeerde, studeerden, gestudeerd)
    • leren werkwoord (leer, leert, leerde, leerden, geleerd)
    • blokken werkwoord (blok, blokt, blokte, blokten, geblokt)
  2. étudier (apprendre; travailler; s'entraîner à; faire l'apprentissage de)
    leren; instuderen
    • leren werkwoord (leer, leert, leerde, leerden, geleerd)
    • instuderen werkwoord (studeer in, studeert in, studeerde in, studeerden in, ingestudeerd)
  3. étudier (lire; s'informer)
    bestuderen
    • bestuderen werkwoord (bestudeer, bestudeert, bestudeerde, bestudeerden, bestudeerd)
  4. étudier (lire; s'informer)
    lezen
    • lezen werkwoord (lees, leest, las, lazen, gelezen)
  5. étudier (enseigner; apprendre)
    onderwijzen; leren
    • onderwijzen werkwoord (onderwijs, onderwijst, onderwees, onderwezen, onderwezen)
    • leren werkwoord (leer, leert, leerde, leerden, geleerd)
  6. étudier (passer en revue; parler de; traiter; voir)
    doornemen
    • doornemen werkwoord (neem door, neemt door, nam door, namen door, doorgenomen)
  7. étudier (faire des recherches; rechercher; vérifier; )
    onderzoeken; naspeuren; nasporen
    • onderzoeken werkwoord (onderzoek, onderzoekt, onderzocht, onderzochten, onderzocht)
    • naspeuren werkwoord (speur na, speurt na, speurde na, speurden na, nagespeurd)
    • nasporen werkwoord (spoor na, spoort na, spoorde na, spoorden na, nagespoord)
  8. étudier (contrôler; vérifier; réviser; )
    controleren; nakijken; nagaan
    • controleren werkwoord (controleer, controleert, controleerde, controleerden, gecontroleerd)
    • nakijken werkwoord (kijk na, kijkt na, keek na, keken na, nagekeken)
    • nagaan werkwoord (ga na, gaat na, ging na, gingen na, nagegaan)
  9. étudier (faire des recherches; examiner; inspecter; faire une enquête)
    doorvorsen
  10. étudier (fourrer quelque chose dans le crâne en étudiant bien fort; apprendre; piocher; bûcher; potasser)
    leerstof erin stampen
  11. étudier (rechercher; faire des recherches; s'informer)
    nasporen; naspeuren; navorsen
    • nasporen werkwoord (spoor na, spoort na, spoorde na, spoorden na, nagespoord)
    • naspeuren werkwoord (speur na, speurt na, speurde na, speurden na, nagespeurd)
    • navorsen werkwoord (vors na, vorst na, vorste na, vorsten na, nagevorst)

Conjugations for étudier:

Présent
  1. étudie
  2. étudies
  3. étudie
  4. étudions
  5. étudiez
  6. étudient
imparfait
  1. étudiais
  2. étudiais
  3. étudiait
  4. étudiions
  5. étudiiez
  6. étudiaient
passé simple
  1. étudiai
  2. étudias
  3. étudia
  4. étudiâmes
  5. étudiâtes
  6. étudièrent
futur simple
  1. étudierai
  2. étudieras
  3. étudiera
  4. étudierons
  5. étudierez
  6. étudieront
subjonctif présent
  1. que j'étudie
  2. que tu étudies
  3. qu'il étudie
  4. que nous étudiions
  5. que vous étudiiez
  6. qu'ils étudient
conditionnel présent
  1. étudierais
  2. étudierais
  3. étudierait
  4. étudierions
  5. étudieriez
  6. étudieraient
passé composé
  1. ai étudié
  2. as étudié
  3. a étudié
  4. avons étudié
  5. avez étudié
  6. ont étudié
divers
  1. étudie!
  2. étudiez!
  3. étudions!
  5. étudié
  6. étudiant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor étudier:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
blokken action d'étudier; étals
controleren audit; contrôle
leren action d'étudier
lezen acte de lire; lecture
studeren action d'étudier
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bestuderen lire; s'informer; étudier
blokken faire des études; étudier bosser; bûcher; potasser
controleren contrôler; corriger; effectuer; enquêter; examiner; faire subir un test; inspecter; mettre à l'épreuve; recalculer; rechercher; revoir; réviser; soumettre à un test; tester; vérifier; étudier audit; contrôler; examiner; faire une inspection de; inspecter; parcourir; recalculer; refaire le calcul; vérifier
doornemen parler de; passer en revue; traiter; voir; étudier
doorvorsen examiner; faire des recherches; faire une enquête; inspecter; étudier
instuderen apprendre; faire l'apprentissage de; s'entraîner à; travailler; étudier
leerstof erin stampen apprendre; bûcher; fourrer quelque chose dans le crâne en étudiant bien fort; piocher; potasser; étudier
leren apprendre; enseigner; faire des études; faire l'apprentissage de; s'entraîner à; travailler; étudier accoutumer; apprendre; enseigner; faire l'apprentissage de; former; habituer; instruire; prendre communication; prendre connaissance; recevoir communication; s'accoutumer; s'habituer; s'initier à; s'instruire; se familiariser; se mettre au courant; éduquer
lezen lire; s'informer; étudier
nagaan contrôler; corriger; effectuer; enquêter; examiner; faire subir un test; inspecter; mettre à l'épreuve; recalculer; rechercher; revoir; réviser; soumettre à un test; tester; vérifier; étudier contrôler; examiner; vérifier
nakijken contrôler; corriger; effectuer; enquêter; examiner; faire subir un test; inspecter; mettre à l'épreuve; recalculer; rechercher; revoir; réviser; soumettre à un test; tester; vérifier; étudier revoir; réviser
naspeuren chercher; examiner; faire des recherches; inspecter; ouvrir une enquête; rechercher; s'informer; vérifier; étudier
nasporen chercher; examiner; faire des recherches; inspecter; ouvrir une enquête; rechercher; s'informer; vérifier; étudier
navorsen faire des recherches; rechercher; s'informer; étudier
onderwijzen apprendre; enseigner; étudier apprendre; donner des instructions; enseigner; former; instruire; éduquer
onderzoeken chercher; examiner; faire des recherches; inspecter; ouvrir une enquête; rechercher; vérifier; étudier essayer; examiner; explorer; faire des recherches; faire passer un examen; faire subir un test; faire une inspection de; fouiller; inspecter; mettre à l'épreuve; passer en revue; prospecter; rechercher qc; reconnaître; soumettre à un test; soumettre à une inspection; tester; vérifier; éclairer; éprouver
studeren faire des études; étudier

Synoniemen voor "étudier":


Wiktionary: étudier

étudier
verb
  1. Traductions à trier suivant le sens
étudier
verb
  1. er een studie over maken
  2. het volgen van een opleiding en verwerven van kennis, gewoonlijk aan een universiteit als voornaamste bezigheid
Cross Translation:
FromToVia
• étudier → onderzoeken; bekijken; bestuderen ↔ investigate — to inquire into, study
• étudier → leren ↔ learn — to acquire knowledge or ability
• étudier → studeren; leren ↔ study — to revise/review materials
• étudier → studeren ↔ studieren — (transitiv) (intransitiv) eine Hochschulausbildung machen, Student sein; an einer Hochschule Themen und Methoden eines oder mehrerer Fachgebiete erlernen

Verwante vertalingen van étudier







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.1036 seconde
Page rendered in 1.0 seconds