Énervement in het Nederlands vertaald uit het Frans

Overzicht

Frans naar Nederlands: Meer gegevens...

énervement:
- nervositeit; zenuwachtigheid; lichtgeraaktheid; prikkelbaarheid; geprikkeldheid; geraaktheid; ergernis; wrevel; irritatie; korzeligheid; schrikachtigheid
Wiktionary:
- énervement → zenuwachtigheid
- énervement → ergernis, woede

Frans

Uitgebreide vertaling voor énervement (Frans) in het Nederlands

l'énervement (nervosité)
de nervositeit; de zenuwachtigheid
- nervositeit [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- zenuwachtigheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
l'énervement (irascibilité; mauvaise humeur; agacement; susceptibilité; irritation; irritabilité; raseur; excitabilité)
de lichtgeraaktheid; de prikkelbaarheid; de geprikkeldheid; de geraaktheid
- lichtgeraaktheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- prikkelbaarheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- geprikkeldheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- geraaktheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
l'énervement (agacement; rancoeur; irritation)
de ergernis; de wrevel; de irritatie
- ergernis [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- wrevel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- irritatie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
l'énervement (agacement; irritation; irascibilité)
de korzeligheid; de irritatie
- korzeligheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- irritatie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
l'énervement (naturel peureux; nervosité)
schrikachtigheid
- schrikachtigheid [znw.] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
ergernis	agacement; irritation; rancoeur; énervement	affliction; agacement; calvaire; chagrin; chiffonnement; châtiment; contrariété; douleur; déplaisir; dérangement; embarras; ennui; gêne; inconvénient; irritation; mal; malheur; maussaderie; mécontentement; peine; souffrance; tourment; tristesse
geprikkeldheid	agacement; excitabilité; irascibilité; irritabilité; irritation; mauvaise humeur; raseur; susceptibilité; énervement
geraaktheid	agacement; excitabilité; irascibilité; irritabilité; irritation; mauvaise humeur; raseur; susceptibilité; énervement
irritatie	agacement; irascibilité; irritation; rancoeur; énervement	agacement; chatouillements; chiffonnement; contrariété; déplaisir; irritation; mécontentement
korzeligheid	agacement; irascibilité; irritation; énervement
lichtgeraaktheid	agacement; excitabilité; irascibilité; irritabilité; irritation; mauvaise humeur; raseur; susceptibilité; énervement	excitabilité; hypersensibilité; irritabilité; sensiblerie
nervositeit	nervosité; énervement
prikkelbaarheid	agacement; excitabilité; irascibilité; irritabilité; irritation; mauvaise humeur; raseur; susceptibilité; énervement	excitabilité; irritabilité
schrikachtigheid	naturel peureux; nervosité; énervement
wrevel	agacement; irritation; rancoeur; énervement	amertume; rancoeur
zenuwachtigheid	nervosité; énervement	nervosité

énervement

noun

Cross Translation:

From	To	Via
• énervement	→ ergernis; woede	↔ chafe — vexation; irritation of mind; rage