Écluse in het Nederlands vertaald uit het Frans

Remove Ads

Overzicht

Frans naar Nederlands: Meer gegevens...

écluse:
- sas; sluis; schutsluisje; verlaat; sluiswerk; sluiswerken; geheel van sluizen
écluser:
- schutten
Wiktionary:
- écluse → sas, sluis, sassluis, schutsluis, spui
- écluse → sluis

Frans

Uitgebreide vertaling voor écluse (Frans) in het Nederlands

écluse:

écluse [la ~] zelfstandig naamwoord

l'écluse (écluse à sas; sas; pertuis)
de sas; de sluis; het schutsluisje; het verlaat
- sas [de ~] zelfstandig naamwoord
- sluis [de ~] zelfstandig naamwoord
- schutsluisje [het ~] zelfstandig naamwoord
- verlaat [het ~] zelfstandig naamwoord
l'écluse
sluiswerk
- sluiswerk [znw.] zelfstandig naamwoord
l'écluse (écluses; serrure)
de sluiswerken; geheel van sluizen
- sluiswerken [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
- geheel van sluizen [znw.] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor écluse:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
geheel van sluizen	serrure; écluse; écluses
sas	pertuis; sas; écluse; écluse à sas
schutsluisje	pertuis; sas; écluse; écluse à sas
sluis	pertuis; sas; écluse; écluse à sas
sluiswerk	écluse
sluiswerken	serrure; écluse; écluses
verlaat	pertuis; sas; écluse; écluse à sas

Synoniemen voor "écluse":

barrage; bonde; fermeture; vanne; sas; crible

Wiktionary: écluse

écluse

noun

clôture en forme de bassin, faite de terre, de pierre, de bois ou de toute autre matière dans un port, sur une rivière, sur un canal, etc., ayant une ou plusieurs portes qui se lever et se baisser ou qui s’ouvrent et se fermer, pou
- écluse → sas; sluis; sassluis; schutsluis; spui

écluse

noun

scheepvaart|nld een kunstwerk om water te keren en mogelijk ook om schepen door te laten, op een plaats tussen twee waters met een verschillend waterpeil.
- sluis → écluse

Cross Translation:

From	To	Via
• écluse	→ sluis	↔ lock — segment of a canal
• écluse	→ sluis	↔ sluice — passage for water

écluse vorm van écluser:

écluser werkwoord (écluse, écluses, éclusons, éclusez, éclusent, éclusais, éclusait, éclusions, éclusiez, éclusaient, éclusai, éclusas, éclusa, éclusâmes, éclusâtes, éclusèrent, écluserai, écluseras, éclusera, écluserons, écluserez, écluseront)

écluser
schutten
- schutten werkwoord (schut, schutte, schutten, geschut)

Conjugations for écluser:

Présent

écluse
écluses
écluse
éclusons
éclusez
éclusent

imparfait

éclusais
éclusais
éclusait
éclusions
éclusiez
éclusaient

passé simple

éclusai
éclusas
éclusa
éclusâmes
éclusâtes
éclusèrent

futur simple

écluserai
écluseras
éclusera
écluserons
écluserez
écluseront

subjonctif présent

que j'écluse
que tu écluses
qu'il écluse
que nous éclusions
que vous éclusiez
qu'ils éclusent

conditionnel présent

écluserais
écluserais
écluserait
écluserions
écluseriez
écluseraient

passé composé

ai éclusé
as éclusé
a éclusé
avons éclusé
avez éclusé
ont éclusé

divers

écluse!
éclusez!
éclusons!
éclusé
éclusant

1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor écluser:

Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
schutten	écluser

Synoniemen voor "écluser":

arrêter; barrer; clore; enclaver; fermer; murer; obstruer; retenir

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van écluse